Individualisering: dat was vroeger (2)

Nooit daarvoor en nooit daarna werden de belangen van individu en gemeenschap zo subtiel op elkaar afgestemd als in de burgerlijke cultuur, vindt Govert Buijs. Maar dat was vroeger. Hoe kunnen we als nieuwe kuddedieren, die de schijn ophouden van authentieke individuen, het geloof als kompas gebruiken en gemeenschap stichten? Govert Buijs doet een voorstel.

In het eerste deel van dit essay over individualisering ben ik vooral ingegaan op de manier waarop individualisering zich in de Westerse samenleving heeft gemanifesteerd met bijzondere aandacht – uiteraard – voor de jaren zestig van de twintigste eeuw. In dit tweede deel ga ik nader in op een christelijk perspectief op individualisering en op de vraag in hoeverre in dat perspectief een gezond ‘individualiseringskompas’ is te vinden.

Mijn eerste stelling is: de Westerse individualisering is een vrucht van het christendom. De tweede stelling is: het christelijk geloof geeft ook een fundamentele kritiek op de individualisering. Stelling drie is dan: het christelijk geloof kan een belangrijk kompas zijn om individualisering in vruchtbare banen te leiden. Hoe verder met individualisering?

 

De homo dialogicus

Hoe zit dit? Waarom is de individualisering vrucht van het christendom? In het christelijk geloof zit een individualiserende tendens die zich ook al voordoet in wat christenen het Oude Testament noemen. We kunnen aan Abraham denken die geroepen wordt te vertrekken uit zijn land en stamverband. Ook profeten worden geroepen om, soms heel individueel, zich te verzetten tegen de heersende opvattingen en opinies. Hoe moeilijk deze individuele last te dragen was, krijgen we ook te horen – profeten voelden zich soms diep eenzaam. Naast Elia horen we dit wel heel in het bijzonder, heel persoonlijk, in de bijna schreeuwende ontboezemingen van Jeremia.

De diepere achtergrond van deze ‘individualisering’ ligt in het Bijbelse motief van ‘roeping’. God roept mensen bij de naam, persoonlijk dus, en zo worden ze gevraagd antwoord te geven: homo respondens (zoals Henk Geertsema dit motief genoemd heeft). Aanvankelijk is dat ook nogal eens collectief: het hele volk geeft dan antwoord. Maar al in het Oude Testament zelf zit een sterke tendens in de richting van het persoonlijke. De sleuteltekst in dit verband is Ezechiël 18: men zal in Israël niet meer zeggen dat de situatie van kinderen veroorzaakt is door fouten van ouders, maar ieder moet persoonlijk verantwoordelijk gehouden worden.

 

Ontmoeting

We kunnen hier nog een veel fundamenteler verband zien: door de ontmoeting met een zich als persoonlijk openbarende God, worden mensen zelf ook persoon en persoonlijk. In de Bijbelse verhalen komen we, eigenlijk voor het eerst in de geschiedenis, mensen van vlees en bloed tegen, die niet, zoals in de Ilias en de Odyssee, ‘karakters’ zijn in een epos (en daarmee altijd sterk gestileerd: de altijd maar weer ‘listige’ Odysseus) maar mensen die ons verrassen, soms gelovig, dan dwalend, soms groots, dan weer klein – net mensen, zoals u en ik, echte personen, ja, individuen (en kinderen kunnen zich er tot op de dag van vandaag via de verhalen heel makkelijk mee identificeren: Abraham, Jacob, Esau, Simson, David, Absalom, Elia, Petrus – noem maar op).

Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.