Spitten en niet moe worden – Christelijk geloof als inspiratiebron voor goed werk

Ezen, de vrome boerenknecht uit de roman De tornado van Bé Nijenhuis, stelt zich de nieuwe aarde voor als een plek waar hij eindeloos akkers om kan spitten, zonder moe te worden. Voor Jan van der Stoep staat deze Ezen symbool voor iemand die vanuit een diepe christelijke spiritualiteit zijn werk doet. Werken hoort bij de mens. Een beetje zweten en zwoegen geeft voldoening, maar het kan ook te veel worden. Wat is kortom goed werk?

 

Ineens zie je ze overal verschijnen: zonnepanelen op daken en ook in weilanden; elektrische auto’s op de weg en de bijbehorende laadpalen. Mensen realiseren zich dat ze zuiniger met natuurlijke hulpbronnen moeten omspringen en minder afvalstoffen moeten uitstoten. Tegelijkertijd vragen mensen zich af of er wel voldoende rekening wordt gehouden met gewone hardwerkende burgers. Ze maken zich zorgen over hun pensioen, over de toekomst van de gezondheidszorg, de leefbaarheid van de buurt waarin ze wonen, de kwaliteit van het gezinsleven. Het woord ‘transitie’ valt regelmatig: energietransitie, voedseltransitie, transitie in de zorg. Dat heeft met dit gevoel van urgentie te maken. Het bewustzijn neemt toe dat we voor ingrijpende beslissingen staan, dat er systeemverandering nodig is, een verandering van onze manier van denken en doen. De wereld blijkt eindig te zijn en ook meer complex dan we dachten. Ons ontbreken echter betekenisvolle woorden, een geschikt vocabulaire, waarmee we kunnen articuleren wat een goede manier van leven is, hoe we met aandacht en respect voor onze omgeving ons werk kunnen doen.

In het denken over normatieve professionalisering, dat binnen de Universiteit voor Humanistiek in kringen rond de leerstoel van Harry Kunneman is ontwikkeld, wordt over goed werk gesproken als ‘werk dat deugt en deugd doet’. Die definitie neem ik graag over. Werk is goed als het vakkundig gebeurt en als het moreel deugt, als het menswaardig is. Het moet heilzaam zijn, zowel voor de betrokkene zelf, als voor diens omgeving en de wereld waarin we leven. Bij het nadenken over goed werk wil ik inspiratie putten uit het christelijk geloof. In dit artikel noem ik vijf momenten van inspiratie die ik aan de christelijke geloofstraditie ontleen: 1) vakmanschap is betekenisvol in zichzelf; 2) mensen bestaan in een diversiteit aan relaties, 3) onrecht en zinloosheid worden als kwaad benoemd, 4) hoop op een betere wereld zet aan tot handelen, 5) liefde schept een nieuwe orde.

 

Vakmanschap

Volgens Maarten Luther en Johannes Calvijn dienen mensen God niet alleen door in de kerk te zitten, te zingen, de Bijbel te lezen of te bidden, maar ook door het werk dat ze verrichten: het bewerken van hun akker, de zorg die ze besteden aan anderen, de voorwerpen die ze maken of het ondernemerschap dat ze tonen. Een belangrijke tekst voor Luther was 1 Korintiërs 7:17. Paulus schrijft dat mensen in die positie moeten blijven waarin ze door God geroepen zijn, nog voor ze tot geloof kwamen. Ook het werk dat we dagelijks doen, zo concludeerde Luther, is werk waarin we God kunnen dienen. Beroep en roeping horen bij elkaar. Als we bidden om ons dagelijks brood, dan bidden we niet alleen om eten op de plank, maar ook om het graan op de akker, boeren die zaaien en ploegen, bakkers die brood bakken, molenaars die meel malen en mensen die het transport regelen. Gods voorzienigheid, zijn zorg voor ons dagelijks bestaan, zo stelt Luther, werkt door de arbeid van mensen heen. In het beroep of ambacht dat mensen beoefenen, laten ze iets van God zien. De verschillende beroepen vormen ‘maskers van God’. Een vergelijkbare waardering voor het ambacht treffen we aan bij Calvijn. God heeft ieder mens een taak gegeven, een levensvorm die bij hem of haar past, aldus Calvijn. Je roeping volgen betekent trouw en met aandacht je werk doen en je niet door eerzucht laten afleiden van je eigenlijke taak.

 

Vakmanschap, zo zeggen de reformatoren, is iets wat goed is in zichzelf. Het heeft een eigen waarde en betekenis. Dat heeft een bevrijdend karakter. Het leven hier op aarde en het handwerk dat mensen verrichten krijgen een eigen zelfstandige status. Dezelfde positieve waardering voor vakmanschap kom je ook in de Bijbel tegen. In Exodus 31 bevindt het volk Israël zich in de woestijn. God heeft hen door de hand van Mozes uit de slavernij in Egypte bevrijdt. Het volk Israël weet wat het is om te zweten en te zwoegen in opdracht van anderen, zonder te genieten van het werk of profijt te hebben van wat de arbeid oplevert. Daar, midden in de woestijn, wordt Mozes geroepen om een tabernakel te bouwen. God vertelt Mozes dat hij Besaleël als bouwmeester heeft uitgekozen. Besaleël en zijn team zullen vervuld worden met de Geest van God. Ze ontvangen kennis, wijsheid, inzicht en creativiteit om een goed bouwwerk neer te zetten. Handwerk wordt hier verbonden met het werk van de Heilige Geest. Arbeid is iets positiefs. Elders in de Bijbel vergelijkt de Schepper zich met een arbeider of ambachtsman: iemand die vol liefde en aandacht betrokken is op het materiaal dat hij bewerkt; een pottenbakker die van klei voorwerpen boetseert (Jeremia 18:1-12) of een boer die met wijsheid en beleid zijn werk uitvoert (Jesaja 28:23-29).

 

Levensvormen

Een positieve waardering van vakmanschap heeft consequenties voor de manier waarop in de traditie van de reformatie naar werk wordt gekeken. Door het werk dat je doet laat je iets van God zien. Het is interessant dat Calvijn, als hij het over de taak van mensen heeft, over ‘levensvormen’ spreekt. Vakmanschap kun je alleen beoefenen als je je onderdompelt in een professionele praktijk, als je bereid bent de kneepjes van het vak te leren. Een vak beoefenen doe je niet in je eentje en ook niet zonder oefening. Vakwerk, zo leren we van Richard Sennett, is werk dat gedaan wordt omdat het waarde heeft in zichzelf. Het vereist discipline en toewijding. Een vakman stelt er een eer in om gedegen werk af te leveren. De kwaliteit van het werk en de kwaliteit van het product staan voorop.[1] In dialoog met het materiaal en in dialoog met anderen levert een vakman goed werk af, een product dat een zekere duurzaamheid en bestendigheid heeft. Veel mensen, of ze nu gelovig zijn of niet, ervaren in het werk dat ze verrichten iets van een roeping. Ze worden aangespoord door een hogere macht of door een andere instantie om iets te ondernemen, zien een zekere doelgerichtheid in hun leven of zetten zich in voor het publieke belang. Professioneel handelen staat niet op zichzelf, maar heeft betekenis binnen een bredere maatschappelijke context. Het is gericht op een hoger doel, een transcendente waarde.

 

Zinloos werk

De wijze waarop de reformatoren, en vooral Luther, spreken over werk, heeft in theologische kring de laatste decennia tot nogal wat discussie geleid. Met name Miroslav Volf is kritisch op de opvatting van werk als roeping, en plaatst daar een benadering tegenover waarin de nadruk komt te liggen op de charismata, oftewel de gaven en talenten die mensen van God ontvangen. Niet ‘plicht’ moet het leidende motief zijn als het om werk gaat, maar ‘inspiratie’.[2] Waar hij zich vooral tegen keert, is dat werk vereenzelvigd wordt met betaalde arbeid, een beroep dat men uitoefent. Niet al het werk dat mensen verrichten is goed. Er bestaat ook veel zinloos werk, werk waarin mensen vervreemd raken van zichzelf, hun bezieling verliezen, of waarin roofbouw wordt gepleegd op de schepping. Veel werk gebeurt binnen een maatschappelijke setting die door en door corrupt is. Volf legt daarom sterke nadruk op het instrumentele karakter van werk. Werk is een doelgerichte activiteit waarin mensen producten en diensten voortbrengen waarmee ze in de behoeften van zichzelf en die van medemensen kunnen voorzien. Dat sluit overigens niet uit dat mensen vreugde aan werk kunnen beleven. Net zoals we van eten kunnen genieten zonder dat we steeds direct de instandhouding van ons lichaam voor ogen hebben, zo kunnen we ook van werk genieten zonder dat daarmee het instrumentele karakter van werk verdwijnt. Hoe meer de mens in zijn werk kan opgaan, hoe humaner het is, aldus Volf.

 

Ik denk dat Volf een belangrijk punt heeft als hij het sterke verband dat Luther legt tussen roeping en beroep relativeert. Er zijn veel meer manieren om aan de roeping van God gestalte te geven dan alleen door de baan die men heeft. Ook in de wijze waarop mensen voor elkaar zorgen en elkaar helpen, bijvoorbeeld in de context van het gezin of de context van vrijwilligerswerk, kunnen ze God dienen. Bovendien is niet ieder werk of iedere betaalde baan per definitie goed. Het kan heel heilzaam zijn om jezelf te ontwikkelen en af en toe van baan te veranderen. En als je mensen scholing aanbiedt of aan een baan helpt, betekent dat nog niet dat je daarmee ook het systeem verandert waarin ze functioneren.

De vraag is echter of dit het hele verhaal is. Werk heeft ook een eigen intrinsieke betekenis. We kunnen er het leven mee verrijken. Het is een manier om aan Gods bedoeling met mensen gehoor te geven, om de wereld te bevolken en in cultuur te brengen (Genesis 1:28) om de aarde te bewerken en te bewaren (Genesis 2:15). Het is goed om een vak te beoefenen, om te genieten van het werk dat je doet, zelfs al levert het niet of nauwelijks iets op. Dat betekent niet dat bestaande structuren heilig zijn, of dat de professionele praktijken waarin we ons voegen niet zouden kunnen veranderen. In tegenstelling tot Luther hebben Calvijn en de traditie van het calvinisme oog voor het feit dat bestaande praktijken steeds hersteld en vernieuwd moeten worden, willen ze aan hun bedoeling beantwoorden. De voortdurende vraag moet zijn hoe goed vakwerk, goede zorg of goed ondernemerschap op juiste wijze gestalte kan krijgen.

 

Diversiteit

Mensen bestaan in een diversiteit aan relaties. Dat is een volgend punt van inspiratie vanuit het christelijk geloof. In de diversiteit aan gaven en talenten die ze ontvangen hebben, vullen mensen elkaar aan. Waar de een goed is in handeldrijven, heeft de ander artistieke vaardigheden ontvangen, of vaardigheden om te besturen of om voor mensen te zorgen. Heel mooi zien we dat in het eerdergenoemde voorbeeld van de bouw van de tabernakel. Besaleël is niet zomaar een individuele ambachtsman, maar hij wordt

Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.