Lev Tolstoj als profeet en cultuurfilosoof

In een recent interview (Aspecten 38, nr. 1) betreurt Egbert Schuurman het dat er maar een enkele christelijke cultuurfilosoof is geweest die zich heeft uitgelaten over de invloed van de techniek op de cultuur. Slechts Jacques Ellul (en de niet genoemde, maar vaak door Schuurman geciteerde E.F. Schumacher) heeft daar kritische uitspraken over gedaan. Verder breekt Schuurman een lans voor profetische cultuurfilosofie met als centrale vraag: waartoe leidt de exponentiële ontwikkeling van de techniek in de wereld en ‘wat moet er gedaan worden’?

Wat slechts weinig mensen weten is dat, lang voordat Ellul en Schumacher hun visie ontwikkelden, de schrijver Lev Tolstoj (1828-1910) al uitgesproken meningen had over de gevolgen van industrialisatie en de urbanisatie. Met name in zijn boeken en geschriften van na 1880 ontpopt Tolstoj zich als een breed georiënteerd cultuurcriticus, waarbij zijn interpretatie van de Bergrede als leidraad fungeert. Zijn kritiek betreft niet alleen technologische ontwikkeling en de daarmee samenhangende milieu- en gezondheidsproblematiek in steden, maar ook de inrichting van staat, economie, rechtspraak, eigendomsrecht, militarisme, onderwijs, kunsten en wetenschappen etc., waarbij hij aantoont dat de factor macht in al deze kringen dominant is en dat deze door geweld in allerlei vormen in stand wordt gehouden. In zijn boek Wat ik geloof2 worden deze aspecten met overtuigingskracht kritisch geanalyseerd. Typisch Tolstoj, hij theoretiseert niet, maar als ervaringsdeskundige en gedreven pragmaticus zoekt hij naar oorzaken en oplossingen.

S.i.e.k.

Tolstoj toonde zich metterdaad een groot pleitbezorger voor soevereiniteit in eigen kring (s.i.e.k.). Een groep van zo’n zevenduizend christenen (de ‘Doechoboren’), die de militaire dienst om principiële redenen afwezen en daarom werden vervolgd door de tsaar, heeft hij gesteund en zelfs hun emigratie naar Canada mede bekostigd met de opbrengst van zijn derde roman Opstanding. Hij was als vrederechter betrokken bij de verdeling van grond na de afschaffing van de slavernij in Rusland (1861). Hij organiseerde ‘voedselbanken’ tijdens de hongersnood van 1891 en stak Joden een hart onder de riem tijdens de pogroms tussen 1880 en 1906.

Hoewel Tolstoj rond 1900 als de bekendste vredesactivist in de wereld beschouwd kon worden, aldus Albert Schweitzer in zijn referaat tijdens de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede in 1954, is zijn ongezouten cultuurkritiek in en op Europa grotendeels genegeerd en doodgezwegen. Waarschijnlijk komt dat doordat Tolstoj niet kon bogen op een academische titel, maar toch gevestigde meningen met krachtige argumenten aan de kaak stelde in zijn boeken en geschriften. Echter, als vermeende leek werd hij door theologen, politici, wetenschappers uit allerlei disciplines, grootgrondbezitters en kunstenaars niet serieus genomen. Men vond hem veel te radicaal. Dat geldt niet voor een man als Mahatma Gandhi (1869- 1948), die hem als belangrijkste inspirator heeft beschouwd voor zijn leer en praktijk van geweldloze weerbaarheid, die tot de uiteindelijke bevrijding van India hebben geleid. Gandhi vertelt in zijn autobiografie4 dat twee boeken hem als jonge vredesactivist in Zuid-Afrika bijzonder hebben geïnspireerd, namelijk Het Koninkrijk Gods is binnenin u van Tolstoj en Unto this last van John Ruskin, waarin deze laatste pleit voor gelijke beloning van arbeid op basis van Matteüs 20:1-16.

Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.