De mens waant zich ‘heer der aarde’; alles wat hij tegenkomt bestaat slechts in zoverre het ‘een maaksel is van de mens’, was de diagnose van Heidegger, zeventig jaar geleden. Volgens oud-milieuactivist Paul Kingsnorth is dit precies het probleem dat ten grondslag ligt aan de ecologische crisis waar we in zijn beland. We kunnen volgens hem alleen uit deze crisis komen door opnieuw iets heiligs te vinden in de natuur, iets wat groter is dan onszelf. Maar hoe kan de seculiere mens, die juist die notie van heiligheid heeft verloren, zich dat opnieuw aanleren? André van Delft maakt een begin.
De afgelopen eeuwen zijn getekend door de explosieve groei van wetenschap en techniek. Een filosofische reflectie hierop is echter relatief laat gekomen. Terwijl de industrialisatie al vanaf de achttiende eeuw op gang kwam, neemt pas halverwege de twintigste eeuw een generatie filosofen en schrijvers de moderne techniek en haar invloed op mens en maatschappij serieus in overweging. Binnen deze generatie zijn de overdenkingen van de Duitse filosoof Martin Heidegger verreweg het bekendst en meest becommentarieerd.
Heidegger en de moderne techniek
In een voordracht getiteld Die Frage nach der Technik stelt Heidegger een voor hem karakteristieke vraag: wat is nu eigenlijk het wezen van de moderne techniek? Op het eerste gezicht lijkt techniek niets meer te zijn dan een verzameling neutrale apparaten ten dienste van een bepaald doel. Maar hebben we dan de techniek in zijn wezen te pakken? Nee, zegt Heidegger, techniek is veel meer dan dat: het is een wijze van ontbergen die eigen is aan de moderne tijd (GA 7:13).[1] Laten we eens kijken naar wat dit precies betekent.
Als Heidegger het over ontbergen heeft, dan doelt hij op de wijze waarop wij de zijnden – dat wil zeggen, alles wat is – aantreffen, de wijze waarop alles ons toeschijnt. Dit ontbergen verschilt van tijd tot tijd, je zou kunnen zeggen dat het gekleurd wordt door de tijd. De middeleeuwse mens treft de zijnden bijvoorbeeld aan als ens creatum, als schepping van God.[2] Ook bij de Griekse mens past een eigen wijze van ontbergen, die Heidegger duidt met de Griekse term poièsis, waarbij hij teruggrijpt op de vier-oorzakenleer van Aristoteles (GA 7:9). En tegenwoordig is de mens dus onderhevig aan een technische wijze van ontbergen.
Hoe ziet deze technische wijze van ontbergen er precies uit? Heidegger noemt het moderne ontbergen een opvorderen. De natuur schijnt de moderne mens toe als een grondstof die we kunnen winnen: uit het hout van een bos, uit kolen en olie uit de grond en zelfs uit atomen kunnen we energie winnen. Maar ook bijvoorbeeld vreemde plaatsen willen we kunnen opvorderen: met het vliegtuig willen we terstond ergens anders op de wereld kunnen zijn en de telefoon moet ons verbinden met mensen ver weg van ons. Zelfs toerisme is voor Heidegger het opvorderen van een andere cultuur of ervaring die direct voor ons beschikbaar moet zijn. Samenvattend formuleert Heidegger dit als volgt:
Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.