In de toegepaste ethiek zien we tegenwoordig als centraal begrip ‘integriteit’ opduiken: in het openbaar bestuur, in het bedrijfsleven en recentelijk ook in de wetenschap. Dat klinkt vertrouwd en belangrijk. Maar wat is het? Hoe krijg je het? En wordt er niet verschillend over gedacht? Dat zijn meta-ethische vragen die filosofische reflectie behoeven. Bart Cusveller beantwoordt ze, verrassend, met behulp van C.S. Lewis.
Neem als voorbeeld van integriteit dat van een bekende Nederlander onlangs in het ziekenhuis. Heel wat zorgverleners bleken een kijkje genomen te hebben in haar digitaal toegankelijke patiëntendossier, terwijl zij niet bij haar behandeling of verzorging betrokken waren. Zij schonden haar privacy uit nieuwsgierigheid, waar van hen respect voor iemands persoonlijke levenssfeer verwacht mocht worden. Dat staat niet alleen in beroepscodes, maar ook in gezondheidswetgeving. Met andere woorden, geen toonbeeld van integriteit. Welnu, toen dit bekend werd ging het ziekenhuis ertoe over de desbetreffende medewerkers te berispen, en de beroepsorganisaties wezen op de code en de wet. Dat suggereert dat integriteit neerkomt op het gehoorzamen van regels. Maar is dat zo? Worden zorgverleners (of sociaal werkers of leerkrachten of welke anderen dan ook) integer door hen op hun plichten te wijzen?
Het is denkbaar dat verschillende contexten om verschillende ethische benaderingen vragen. Misschien vragen ethische issues in een regelgeleide, hiërarchische organisatie een andere aanpak dan in een waardengerichte netwerkorganisatie. Of zijn beide benaderingen eenzijdig? Als integriteit meerdere kanten heeft, kan in de toegepaste ethiek misschien juist een integrale benadering gewenst zijn.
C.S. Lewis als ethicus
Hoe te beginnen aan een integrale benadering van integriteit? Dit artikel beoogt enig grondwerk te verrichten aan de hand van de ethiek van C.S. Lewis. Dat is wellicht een onverwachte kroongetuige, omdat hij geen ethicus was en in zijn ethiek niet over integriteit spreekt. Evenwel zullen we zien dat we voor een integrale ethiek veel aan zijn ethiek kunnen hebben.[i]
Clive Staples Lewis (1898-1963) was een denker van academische statuur (hij was hoogleraar in de Engelse taal- en letterkunde in Oxford en Cambridge), die wereldwijd bekend is als apologeet van het christendom. Dat wil zeggen dat hij met name in zijn publieke optredens het christelijk geloof verdedigde. Zelf was hij, na een periode overtuigd atheïst te zijn geweest, als volwassen man tot geloof gekomen. Hij sprak en schreef als apologeet dus niet alleen als studeerkamergeleerde maar ook als ervaringsdeskundige. Zowel de verdediging van de aannemelijkheid van het geloof als de verdediging tegen aanvallen van het geloof, was voor Lewis niet zozeer een kwestie van intellectuele spitsvondigheid als wel van gezond verstand.
Grondslag van de moraal
Lezingen rond het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog begint Lewis vaak met een concrete vraag vanuit het publiek. Bijvoorbeeld, mogen we of moeten we ethisch gezien het leven van landgenoten opofferen aan de bescherming van het vaderland? In plaats van rechtstreeks te antwoorden, stelt hij in die lezingen voorop dat het antwoord op zo’n vraag sterk afhangt van de status die deze morele waarden hebben (zoals het land beschermen, je leven geven). Dat wil zeggen, het antwoord op de vraag of het geoorloofd, geboden of verplicht is om het vaderland te beschermen, en dus om je leven te geven, hangt af van de grondslag, de geldingskracht, of de ‘echtheid’ van die waarden.
Sterker nog, het antwoord hangt volgens Lewis af van de ‘realiteit’ van waarden in het algemeen. De vraag is zogezegd waar ze vandaan komen. Worden waarden historisch, sociaal en cultureel aan ons overgeleverd dan wel opgelegd door tradities als het christendom? Worden waarden door onszelf aan de werkelijkheid toegekend? Komen waarden door evolutie of instinct in ons op? Of zijn waarden op een of andere manier deel van de structuur van de werkelijkheid zelf? Dat alles maakt uit voor de waarde die we hechten aan een mensenleven en de omstandigheden waarin we het horen te beschermen.
Lewis heeft daar een uitgesproken standpunt over. Je moet wel aannemen dat de werkelijkheid zelf morele waarden aan ons opdringt, zo zegt hij, anders zal je ethiek eerder zichzelf weerleggen dan helpen een antwoord te vinden op ethische vragen. Hoe komt hij tot dat standpunt?
Voor de hand liggend is te beginnen met een lezing die de titel heeft ‘Over ethiek’ (1940). Daarin gaat Lewis in op de vraag
Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.