Terrorisme en geweld

Terrorisme is de weerspiegeling van onze zelfgecreëerde idealistische wereld: volmaakt vanbuiten, leeg vanbinnen. Dat is Peter Blokhuis eens met Jan van Riessen, die er een boek over schreef. We kunnen echter volgens Blokhuis niet terug tot vóór de Verlichting die de weg opende voor dit nihilisme, maar we kunnen wel in gesprek blijven op basis van moreel besef, dat nog altijd aanwezig is.

 

Waarom zou ik een ander doden? Het gebod “Gij zult niet doden” ligt toch voor de hand: doden doe je niet! Wij willen leven en daarom respecteren wij leven, zeker menselijk leven. Leven wil leven, totdat het ophoudt. Maar als we op weerstand stuiten, kan de grens tussen leven en dood vervagen. Bij dwang, belemmering of aantasting verdedigen wij ons en gebruiken zo nodig geweld, slaan soms door. De grens tussen leven en dood vervaagt ook als we stuiten op iets wat ‘slecht’ is: iemand verkondigt een ergerlijke mening of bedreigt het leven en welzijn van anderen. We grijpen in met woorden, handen, wapens. Woede verblindt het oog dat leven ziet.

Doden staat vaak in het teken van eigen doelen: we willen wat en de ander zit ons in de weg. De dief wil stelen en schiet op wie hem probeert tegen te houden. Een crimineel probeert zijn macht uit te breiden ten koste van anderen en vermoordt zijn concurrent. Iemand valt mij aan en om mijzelf te beschermen, dood ik hem.

 

Doden en terroriseren

Ook terroristen doden mensen. Zoals het woord zegt jagen ze mensen angst aan door geweld te gebruiken. Bij dat geweld denken we al gauw aan gijzeling en moord. Daardoor worden terroristen bekend. Wat is hun doel? Terrorisme lijkt op oorlog. Er is een machtige tegenstander en de minder machtige terrorist bestrijdt die tegenstander door de bevolking te terroriseren en te dwingen hem te steunen. Het doel is politiek. Het is de tegenstander die het woord ‘terrorist’ gebruikt, daarmee aangevend dat de terrorist geen partij is in een oorlog maar een misdadiger. Het is een negatief etiket, in tegenstelling tot ‘soldaat’ of ‘militair’. Groeit de beweging van de terrorist, krijgt zij meer macht en wordt de terrorist serieus genomen als partner in onderhandelingen (FARC, Colombia), dan verdwijnt het etiket ‘terrorist’. We gebruiken het woord ‘terroriseren’ ook voor gewelddadig gedrag van mensen die we nog geen terrorist noemen, bijvoorbeeld als iemand een buurt of een gezin ‘terroriseert’.

 

Extremisme in alle culturen

In West-Europa zijn we geneigd bij terrorisme vooral aan moslimextremisten te denken. Aanslagen zoals in New York en Parijs werden gepleegd door moslims met een extreme geloofsopvatting. De terreur van IS wijst in dezelfde richting. Daardoor kon de indruk ontstaan dat terrorisme iets is van een andere cultuur. Die gedachte heeft correctie nodig. De moorden op Amerikaanse universiteiten, het doden van tientallen jongeren door de Noor Breivik en de activiteiten van rechts-extremistische groepen hebben niets te maken met de islam. In zijn boek Ons Terrorisme bespreekt Jan van Riessen deze westerse vormen van terrorisme. De motieven achter dit terrorisme zijn niet van godsdienstige aard. Van Riessen legt een verbinding tussen ons ‘eigen’ terrorisme en het nihilisme. Achter het westers terrorisme schuilt de dwang van het ‘vernietigen om niet’. Het vormt volgens Van Riessen een grotere bedreiging dan het moslimextremisme. In dit artikel volg ik zijn argumentatie om er vervolgens kritische kanttekeningen bij te plaatsen.

 

Nihilisme

Nihilisme is de gedachte dat alles zinloos is. De ervaring van zinloosheid is velen bekend, maar in het nihilisme is die ervaring tot een levensvisie geworden. Net zoals de nihilist lijkt ook de terrorist geen hoge waarde aan het leven te hechten, hij schrikt niet terug voor het doden van mensen. Dit deed bij Van Riessen de vraag opkomen naar de relatie tussen nihilisme en terrorisme. Die vraag vormt in zijn boek de leidraad.

Er is verschil tussen nihilisme en terrorisme. Nihilisme is een negatieve levensvisie die geen geweld impliceert. Terrorisme daarentegen is per definitie gewelddadig, maar het is op zichzelf geen levensvisie. Zoals ik in het begin al aangaf staat terrorisme vaak in het teken van een doel, zoals angst zaaien of steun verwerven voor een politiek doel. Volgens Van Riessen kun je daarmee het westers terrorisme niet verklaren. Hij zoekt naar de echte motieven achter de gruweldaden van mensen als Breivik. Daarvoor is volgens hem de filosofie nodig en het literaire werk van schrijvers als Dostojevski en Camus.

Van Riessen maakt onderscheid tussen theoretisch nihilisme en praktisch nihilisme. Het is het praktisch nihilisme dat hij in verband brengt met terrorisme. Theoretisch nihilisme stond in de negentiende eeuw tegenover het idealisme van filosofen als Fichte. In het idealisme is de mens centrum en norm geworden. Dat staat bij Fichte in het teken van de constructie van een ideale werkelijkheid. De mens is niet tevreden met het bestaande en wil voor zichzelf een nieuwe wereld scheppen. Maar filosoof Jacobi zag er wat anders in: idealisme leidt tot nihilisme, een omslag van het streven naar volmaaktheid naar het niets van het nihilisme. Dostojevski kwam tot hetzelfde inzicht. In het idealisme wordt de band met een gegeven werkelijkheid losgelaten en daarmee gaat zin verloren. De zinrijke werkelijkheid wordt gereduceerd tot het ‘niets’ van een zinloze werkelijkheid. Jacobi wees ook al op de gevaarlijke praktische kant ervan. In het praktisch nihilisme is het theoretisch nihilisme van de filosofie geworden tot de harde werkelijkheid van de westerse cultuur. We kunnen dat zien in het optimisme waarmee militaire machten aan de Eerste Wereldoorlog begonnen en de verwoesting die er het gevolg van was.

Van Riessen concludeert dat het idealisme als streven naar volmaaktheid de gebaande weg naar het nihilisme is geweest. Wat idealisme en nihilisme verbindt is de wil tot vernietiging: de weg naar een ideale wereld slaat om in doelloze nihilisering. Het is opmerkelijk in het betoog van Van Riessen dat hij het nihilisme van de westerse mens primair acht. Hij schrijft: “Het idealisme kan dan opgevat worden als een façade waarachter de mens zijn nihilistische geaardheid verbergt” (35). Dat doet hem de vraag stellen of het nihilisme niet moet worden gezien als een proces van nihilisering waarin het nihilisme bezig is zich aan de westerse mens te voltrekken. Sommige filosofen zoals Nietzsche waren zich ervan bewust, maar het praktisch nihilisme voltrekt zich aan de meeste mensen passief en onbewust.

 

Praktisch nihilisme

Met praktisch nihilisme duidt Van Riessen op het nihilisme dat greep heeft op de handelende mens en de cultuur. Het is zichtbaar maar tegelijk ook verborgen. Het ‘waart verhuld rond’ want men heeft er geen besef van. Het praktisch nihilisme voltrekt zich aan de meeste mensen passief en onbewust.

Men kan hier denken aan Nietzsches verhaal van de dwaze mens. De dwaze mens zoekt naar God en zegt dat de mensen hem hebben gedood. Maar dat God dood is, beseffen de mensen niet, ondanks het feit dat hij in hun leven dood is. Praktisch nihilisme is een tendens in onze cultuur, waardoor mensen anders tegen de zin van het leven aankijken dan hun voorouders. Hun bestaan wordt gekenmerkt door onzekerheid en vervreemding van de werkelijkheid, met als gevolg een vlucht in allerlei zaken die geen houvast kunnen bieden. Volgens Van Riessen maakt dit de westerse mens vanbinnen leeg en zwak.

Praktisch nihilisme is een laatste grens. Over die grens begint de feitelijke vernietiging, het geweld, het terrorisme. Dat is het typisch westerse terrorisme, omdat het grenst aan het westerse verschijnsel van het nihilisme. Het is een vorm van terrorisme die het stempel draagt van de nihilistische cultuur. Vandaar de karakterisering van dit terrorisme als grensoverschrijdend nihilisme. Het is geweld met vernietiging als doel in zichzelf. Het geweld staat niet in het teken van een politiek of maatschappelijk doel, zoals revolutionaire bewegingen dat vaak aanvankelijk wel kennen.

Het is uiteraard niet zo dat ieder die grens overgaat. Maar hoe komt het dan dat sommigen dat wel doen?

 

 

Terrorisme en het kwaad

Het wezen van het westers terrorisme ziet Van Riessen in het absurde en onverklaarbare van het geweld. Het is destructivisme zonder bewogenheid en menselijkheid. ‘Normaal’ geweld is soms noodzakelijk om het goede te beschermen, men kan er redenen voor aanvoeren. Nihilistisch geweld is uit op vernietiging van het goede, in de eerste plaats het leven van de medemens.

Voor de buitenstaander is het optreden van de terrorist een niemandsland, een werkelijkheid waar hij geen toegang toe heeft. Het is het onverklaarbare kwaad dat de terrorist tot vernietiging drijft. Van Riessen ziet het kwaad als een vreemde macht die greep kan krijgen op een mens. Dat is schokkend voor een samenleving waarin het kwaad is gerelativeerd. De westerse mens meende met het kwaad te kunnen leven, het te kunnen verklaren en beheersen. Maar voor het nihilistisch geweld stopt het denken, het kan alleen erkennen dat het er is, het kwaad dat zich niet sociologisch of psychologisch laat verklaren.

 

De terrorist

Kenmerkend voor de terrorist zijn de vernietigingsdrang en de feitelijke vernietiging, een vernietiging die soms ook zelfvernietiging inhoudt. Als hij vernietigt, lijkt hij een autonoom wezen dat heerst over leven en dood. Hij kiest uit wie moeten sterven. Maar dat is schijn. De terrorist is een grens overgegaan waarachter hij niet terug kan. Hij is vervreemd geraakt van de werkelijkheid en van zichzelf. Hij is besmet door het nihilismevirus, zoals Van Riessen het noemt, en ontvankelijk geworden voor de nihilistische vernietigingsdrang. Omdat de terrorist niet terug kan, noemt Van Riessen hem tragisch en niet autonoom en heldhaftig.

Van Riessen stelt dat de overgang naar het terroristisch bestaan begint bij een bewust zich terugtrekken uit de samenleving. Daarin kunnen politieke en sociale factoren een rol spelen of een nihilistische levensinstelling. De oorspronkelijke werkelijkheid waaruit de terrorist als mens voortkomt, wordt niet meer gezien als een werkelijkheid waarin men zinvol kan leven en handelen. Dat leidt tot isolatie en vervreemding. De terrorist komt terecht in een ‘niemandsland’ en wordt meegenomen in een nihiliseringsproces dat uitloopt op vernietiging. Aan de beoogde vernietiging ontleent hij zijn identiteit en voelt hij zich sterker dan in de fase waarin hij vervreemd raakte van zijn sociale omgeving. De westerse terrorist is bij Van Riessen een eenling. Dit in tegenstelling tot moslimterroristen, die vaker als groep optreden.

 

Ons terrorisme

Het nihilistisch terrorisme is ons probleem, het kwam op in de westerse samenleving, waar het nihilisme al twee eeuwen de grondtoon is. De westerse terrorist zou er niet geweest zijn zonder de nihilistische voedingsbodem van onze cultuur. Gelet op deze voedingsbodem kunnen we zeggen dat we met elkaar verantwoordelijk zijn voor het terrorisme. Terrorisme is de weerspiegeling van onze zelfgecreëerde idealistische wereld: volmaakt vanbuiten, leeg vanbinnen. Van Riessen stelt tegenover de door ons geconstrueerde werkelijkheid de oorspronkelijke werkelijkheid waarop wij geen invloed hebben, een werkelijkheid waarin mensen geloofden in onopgeefbare waarden. De Verlichting en het idealisme hebben dat geloof in onopgeefbare waarden verdrongen en daarmee de weg vrijgemaakt voor het nihilisme.

 

Een antwoord?

In de laatste hoofdstukken van zijn boek schetst Van Riessen het begin van een antwoord. Hij meent dat we in principe weerloos staan tegenover het terrorisme. Ten eerste vanwege onze onmacht tegenover de onstuitbare vernietigingsdrang en ten tweede omdat het nihilisme iets van onszelf is.

We staan machteloos tegenover het nihilistisch terrorisme omdat het onbeheersbaar en onverklaarbaar is. Deskundigen proberen oplossingen aan te dragen om terroristische aanslagen te voorkomen, maar die zijn niet toereikend vanwege de aard van het terrorisme en de onmogelijkheid een volmaakte werkelijkheid te construeren. Het is de taak van de filosofie om het terrorisme in zijn ware aard te verstaan en te wijzen op de onmogelijkheid van een volstrekt veilig leven.

De tweede oorzaak van de weerloosheid is de invloed van het nihilisme op onze samenleving. De samenleving is in verval geraakt. Mensen durven zich haast niet te verzetten tegen terreuracties. Ze voelen zich snel bedreigd door gevaren, met name als geweld er een rol in speelt. Van Riessen noemt de westerse cultuur zelfs een angstcultuur.

Toch zijn er voorbeelden van mensen die zich verzetten tegen terroristen in actie, spontaan, toen het erop aankwam. Zij kwamen op voor gerechtigheid, toonden opofferingsgezindheid en solidariteit, waarden die ten grondslag lagen aan de westerse cultuur. Het gaat erom dat mensen nee durven zeggen tegen het terrorisme en bereid zijn de daad bij het woord te voegen in plaats van weg te kijken en het te relativeren. Aan deze voorbeelden houdt Van Riessen zich vast: verzet is mogelijk!

Verzet tegen terrorisme begint met het aannemen van een ondubbelzinnige houding tegenover de kwaadwillende vernietigingsdrang. Maar op basis waarvan kan men daartoe komen in een nihilistische cultuur? De filosofie kan een richting wijzen die de samenleving weerbaar maakt. Dat begint met de erkenning van ons falen en van onze verantwoordelijkheid voor de situatie die de geest van jonge mensen rijp heeft gemaakt voor terrorisme. De volgende stap is de terugkeer naar de weerbaarheid die de westerse cultuur altijd heeft gekenmerkt. Van Riessen wijst daartoe niet op geloof en godsdienst maar op de waarden die onze cultuur uniek hebben gemaakt.

Van Riessen wil niet volstaan met het afwijzen van de terrorist. Hij is een van ons! Ook in die zin is het juist om te spreken van ‘ons terrorisme’, een terrorisme dat ons kan wakker schudden en kan terugbrengen bij onze wortels.

 

Pluraliteit

Aan het eind van het boek van Van Riessen wordt duidelijk dat hij een nieuwe vorm van samenleven nodig acht om de voedingsbodem voor het terrorisme te ontgiften. De filosofie kan dat als conclusie aan de samenleving voorhouden, maar het werk moet verricht worden door samenwerkende mensen die overtuigd zijn van de noodzaak van een culturele koerswijziging. Hoe kan dat als de samenleving zo nihilistisch is als Van Riessen beweert? Staat de filosofie van zichzelf zo sterk dat ze dat kan? En waarom zou men willen terugkeren naar oude waarden als men geconfronteerd wordt met terrorisme?

Van Riessen staat niet alleen als hij onze cultuur nihilistisch noemt. Zo noemt Winfried Weier in zijn boek Brennpunkte der Gegenwartsphilosophie de vorige eeuw ‘das Zeitalter des Nihilismus’. En dan heeft hij niet alleen de filosofie op het oog. Maar wordt daarmee aan het nihilisme niet een te dominante plaats toegekend? Worden andere motieven niet te gemakkelijk tot nihilisme herleid zoals Van Riessen met het idealisme doet? Mensen worden in hun handelen gedreven door gemengde motieven. Het vooruitgangsgeloof, dat onder meer tot uitdrukking kwam in het idealisme, leeft nog steeds. Er is ook pessimisme aanwijsbaar, maar dat heeft eerder de kleur van conservatisme dan van nihilisme. Charles Taylor gebruikt in zijn boek A secular age het beeld van de supernova, een exploderende ster, om de pluraliteit van visies in onze samenleving aan te geven. Deze visies zijn met elkaar in gesprek in onze samenleving, en dat maakt ze minder vast. Maar ze zijn moeilijk te herleiden tot één onderliggende visie.

Van Riessen schetst de westerse mens als een wezen dat van zijn oorspronkelijke grond vervreemd is (39). Hij is onzeker en vanbinnen leeg. Het nihilisme ‘verweekt en ontledigt hem’ en brengt hem bij de grens van het praktisch nihilisme. ‘Eén stap verder en het kwaad kan binnenkomen’, schrijft Van Riessen vervolgens. Daarmee wekt hij de indruk dat terrorisme een vrij algemeen verschijnsel is. En dat is het niet.

De westerse samenleving kan aan weerbaarheid verloren hebben in de zin van het staan voor de eigen overtuiging. Maar achter die pluraliteit kunnen we niet teruggaan. Het gesprek daarover is het enige wat bij de situatie past. Dat hoeft geen relativering van de eigen levensvisie in te houden met als uitkomst nihilisme. Integendeel, het is in onze situatie de wijze waarop een levensovertuiging kan bestaan: in relatie en in ontwikkeling, zonder de band met het voorafgaande te verliezen.

Waar Van Riessen mijns inziens te weinig aandacht aan geeft is het nog steeds aanwezige besef van moraliteit. Men kan niet zeggen dat alle besef van normen en waarden verdwenen is. Dat besef doet mensen nee zeggen. Het ‘nee’ gaat verder dan de zorg om eigen veiligheid. Van Riessen wijst daar zelf ook op als hij het heeft over verzet tegen terrorisme. Velen zetten zich in voor anderen vanwege een sterk besef van rechtvaardigheid en menselijkheid. Problemen van vluchtelingen, gehandicapten, zieke familieleden of buren doen hen in actie komen. Waar een nihilistische levensvisie sterk is, wordt een dergelijke houding niet gevoed. Maar het is wel zo dat het oefenen in het omzien naar anderen het beste medicijn is tegen nihilisme.

 

Demonen?

Het westers terrorisme is ongrijpbaar en onkenbaar volgens Van Riessen. Maar kennen wij het toch niet als razernij? Wie razend is, is onredelijk en destructief. Hij is bezeten en daarin zichzelf niet. De gedachte aan demonen dringt zich op, zoals bij Dostojevski in de roman Demonen.

 

Naar aanleiding van

Jan van Riessen, Ons terrorisme: de tragiek van het grensoverschrijdend nihilisme, Soest, 2019