Voor vertrouwen is kwetsbaarheid onmisbaar

Om iemand te vertrouwen zijn goede bedoelingen van die ander niet genoeg. Ook competenties van de ander bieden nog geen soelaas. Vertrouwen begint bij jezelf. Adam van Bergeijk stelt dat vertrouwen begint met een houding van kwetsbaarheid. Hij noemt die houding een ethische beslissing.

 

“Vertrouw mij maar”, zegt de nieuwe tandarts. Maar, het enige wat ik vertrouw is het bordje ‘tandarts’ bij de entree, het witte uniform en de imponerende apparatuur van de tandarts. Desondanks geef ik de nieuwe tandarts mijn vertrouwen waarbij ik mijn kwetsbaarheid in de waagschaal stel.

Kwetsbaarheid is hier niet bedoeld als imperfectie, maar als neutrale verkenner van vertrouwen.

Ik wil de tandarts vertrouwen, maar de kennis en ervaring van de tandarts zijn voor mij onvoldoende redenen om mijn volledige vertrouwen te schenken. De rechtvaardiging van mijn vertrouwen krijgt zijn redenen eerst na afloop van de behandeling. Naast kennis en kunde zijn ook de intenties van de tandarts van belang. Maar, ik kan geen vertrouwen schenken zonder ook een zekere mate van kwetsbaarheid in te zetten. Dat is mijn aandeel in de vertrouwensrelatie.

De intenties van de ander maken een deel uit van het ethisch gehalte van een beslissing om te vertrouwen. Het andere deel van de ethiek van vertrouwen wordt gevormd door mijn kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid is de ‘ethische lading’ van mijn vertrouwen.

Natuurlijk, ik ben niet de eerste die de tandarts zal behandelen. En, deze afspraak is niet mijn eerste bezoek aan een tandarts. Ook niet mijn laatste. Maar daar zit precies de moeilijkheid: ik heb verwachtingen over het verloop van mijn tandartsbezoek. Die verwachtingen hebben ook te maken met toekomstige visites aan tandartsen en meer nog, aan ander medisch specialisten. Mijn – hier ogenschijnlijk triviale – kwetsbaarheid kan nadelig uitpakken. Mijn vertrouwen in medisch specialisten staat op het spel. En daarbovenuit: mijn vertrouwen in de gezondheidszorg als geheel of, na een verloren rechtszaak tegen een medicus: rechtvaardigheid. Ik heb dus iets te verliezen bij dit tandartsbezoek: mijn vertrouwen kan beschadigd worden doordat mijn houding van kwetsbaarheid niet spoort met de ervaren werkelijkheid.

 

De ethische beslissing om te vertrouwen

It takes two to tango is een gegeven als het gaat om vertrouwen. Iemand doet een bewering en ik wil weten of deze bewering zal overeenkomen met de werkelijkheid. Zal overeenkomen, dus ik weet het op het moment van de bewering nog niet. In de meeste gevallen zal ik verwachten dat de ander, met zijn of haar bewering, recht zal doen aan de waarheid voor zover die gekend wordt door de ander. Ik moet de ander dus vertrouwen. Misschien gaat er tijd overheen, of misschien zal ik het nooit weten of de bewering waarheidsgetrouw is geweest. En, of mijn vertrouwen op zijn plaats was. Voorafgaand aan de bewering, of bij de bewering, maak ik een inschatting over mijn benodigde hoeveelheid vertrouwen. Het is mijn vertrouwen, maar niet zonder de ander daarbij in te schakelen.

Vertrouwen is moeilijk te destilleren uit relaties. De competenties van de ander zijn het best zichtbaar. De intenties zijn verscholen onder de oppervlakte en het ligt voor de hand om goede intenties toe te bedelen aan degene wiens handelingen of uitspraken overeenkomen met verwachtingen. Daarbij speelt relatie een belangrijke rol. Immers, een bekende wordt eerder vertrouwd dan een onbekende. Het leunen op de vaardigheden is het meest zekere deel van vertrouwen. De handelingen of activiteiten van degene die we vertrouwen, kunnen we objectief laten beoordelen of erop wachten dat de toekomst zal uitwijzen dat het vertrouwen gerechtvaardigd was. Het vertrouwen is echter, in dit voorbeeld, nog niet gestoeld op de juiste intenties van de ander.

Er kan niet uitsluitend op competenties worden afgegaan, als het gaat om vertrouwen. Het vermogen om alleen de eigen partner lief te hebben bij een monogame relatie, zal niet samengaan met de intentie om meerdere partners erop na te houden. Het is dus belangrijk om intenties te kennen van degene die vertrouwd moet of gaat worden.

 

Pascal

Ook over de gevolgen van vertrouwen kunnen we onzeker zijn. Hawley verwijst naar de argumentatie van Blaise Pascal. Pascal, stelt Hawley, stelt dat men beter wel in God kan geloven.[1] De gevolgen in het hiernamaals kunnen alleen maar meevallen, zo is de gedachte. Maar, vervolgt Hawley, zo gemakkelijk is dat niet; je gelooft beetje bij beetje, doet mee aan rituele praktijken en gaat misschien geloven. De weg naar geloven kan net zo bezaaid zijn met twijfels en onzekerheden als bij vertrouwen. Vertrouwen is er niet zomaar en ook over het effect kunnen we dus niet te stellig zijn.

Het is dus niet zo eenvoudig om het concept vertrouwen helder te krijgen uit het dagelijks handelen en spreken. Terwijl vertrouwen essentieel is voor het leven en het leven fijner is met vertrouwen. We onderzoeken wat er verder noodzakelijk is om meer grip te krijgen op het concept vertrouwen.

Een goede taxatie voorafgaand aan vertrouwen is nodig, stelt Hawley.[2] Ook met betrekking tot wat er op het spel staat.[3] Hawley betreedt hiermee de piste van het utilitarisme, waarbij de gevolgen impact hebben op het al dan niet te schenken van vertrouwen. Een juiste voorbereiding bij vertrouwen is dus van belang. Het heeft immers geen zin om iemand te vertrouwen die als notoir onbetrouwbaar bekend staat. Onze houding bij vertrouwen is belangrijk.

 

Voorwaarden

Onora O’Neill zoekt bij Kant naar voorwaarden voor vertrouwen. Een samenleving met rechten en plichten voor alle inwoners is een goede voedingsbodem voor vertrouwen, schrijft ze in A Question of Trust.[4] Echter, als het om vertrouwen gaat, schieten de Kantiaanse plichten tekort. Vertrouwen is per definitie omgeven door onzekerheid. Het is te kort door de bocht om ons op principes te verlaten om vervolgens vertrouwen te schenken. Er zijn voldoende voorbeelden te bedenken, waarbij vertrouwen wordt geschonden, maar waarbij levens kunnen worden gered. Alleen al een utilitaristische daad kan haaks staan op Kantiaanse principes, wanneer die daad wordt verricht omdat de gevolgen goed zijn. En, daarmee wellicht ook vertrouwen een positieve boost krijgt. Vertrouwen vanuit Kantiaans plichtsbesef kan dus lastig uitvoerbaar zijn.

Als we anderen niet blindelings kunnen vertrouwen en we hebben zelf geen duidelijk moreel uitgangspunt om te vertrouwen, hoe kunnen we dan überhaupt vertrouwen? Duidelijk is, dat vertrouwen een kwestie betreft tussen twee individuen. Schematisch gezien, ontmoet persoon A een ander, persoon B. A taxeert B en vervolgens spreekt of handelt B. A ziet of hoort het handelen of spreken van B en velt een oordeel over het waarheidsgehalte en over de intenties van B. Dit oordeel maakt deel uit van de rechtvaardiging van A om al dan niet B te vertrouwen. Het doet er in deze schematische weergave minder toe, of vertrouwen een gevoel, attitude, overtuiging of beslissing is. Waar start vertrouwen in dit schema? En, waar krijgt vertrouwen het morele karakter?

Er zijn veel omstandigheden die kunnen bijdragen aan vertrouwen of aan wantrouwen. Er zijn bijvoorbeeld rationele of irrationele omstandigheden. Willen we de persoon op voorhand graag vertrouwen, willen we juist controle houden of zijn er omstandigheden waardoor we ons gevoel laten leiden? Het zal zelden een zuivere reden zijn waardoor we kunnen verklaren op welke wijze precies ons vertrouwen tot stand is gekomen. De taxatie of de inschatting vooraf zal zeker bijdragen alsook het onderwerp van vertrouwen. Ons kind het drukke verkeer insturen en de overige verkeersdeelnemers vertrouwen of de weerman vertrouwen maakt een groot verschil.

Er staat dus iets op het spel als ik mijn vertrouwen inzet. Ik heb verwachtingen, ik maak een inschatting en ik wil de situatie kunnen beheersen, kunnen overzien. Dat is de empirische werkelijkheid. Ik ben, als het gaat om het al dan niet geven van vertrouwen, op mijzelf aangewezen. Ik ben degene die vertrouwen toebedeel. Als het gaat om anderen, maak ik een inschatting van hun kunnen en van hun intenties. Maar, daarbij blijf ik zelf min of meer buiten schot. Ik kan mijzelf maximaal de schuld geven, gefaald te hebben bij het maken van een juiste inschatting.

 

Kwetsbaarheid

Annette Baier zet ons op het spoor van kwetsbaarheid. Ze schrijft:

 “Trust (…) is accepted vulnerability to another’s possible but not expected ill will (or lack of good will) toward one”.[5]

 

Van geaccepteerde kwetsbaarheid is sprake als ik bepaalde omstandigheden in aanmerking heb genomen en een zekere attitude aanneem waarmee ik de situatie betreed. Ik heb geaccepteerd dat ik niet alles onder controle heb en kan mij daarom overgeven aan de situatie.

In dit verband is het interessant om de filosofie van Kierkegaard erbij te nemen. Kierkegaard ziet vertrouwen en geloven als overgave. Tro, het Deense woord dat Kierkegaard gebruikt voor vertrouwen, betekent zowel geloof als vertrouwen.[6] Een sterk vertrouwen betekent overgave aan een situatie waarin twijfel er wel mag zijn, maar niet als blokkade wordt toegelaten.[7]

Wat we moeten doen, vervolgt Baier, is dat we niet de ander mogen toestaan onze kwetsbaarheid te usurperen.[8]  Want, ik breng de gevolgen van de vertrouwensdaad ook in rekening (zonder utilitarist te zijn). Ik heb verwachtingen en het zou mij negatief verrassen als die verwachtingen niet uitkomen zoals ik had gedacht. Zonder dat ik mij als utilitarist beschouw, schat ik in hoeveel kwetsbaarheid ik wil inzetten wanneer ik op het punt sta om te vertrouwen en daarmee mijzelf overgeef aan de situatie waarvan de gevolgen voor mij nadelig kunnen uitpakken.

In een situatie waarin mijn vertrouwen wordt gevraagd, stel ik mij open voor de mogelijkheid dat ik nadelen kan ondervinden. De beweging om mij open te stellen is mijn persoonlijke keuze. Er staat mogelijk iets op het spel maar ik wil wel controle behouden, beheersen hetgeen onzeker is. Ik kan ook weggaan en de ander negeren. Bij te schenken vertrouwen wil iemand iets op het spel zetten.

Vertrouwen krijgt een taxerende houding: de houding van kwetsbaarheid. Hoewel vertrouwen niet hetzelfde is als kwetsbaarheid, is het niet eenvoudig om deze twee concepten strikt van elkaar te scheiden. Kwetsbaarheid lijkt de rol van verkenner, van vooruitgeschoven post te krijgen bij vertrouwen. Kwetsbaarheid schat in wat er op het spel staat en activeert de benodigde hoeveelheid vertrouwen.

 

Verdere verkenning van attitude van kwetsbaarheid

Er kunnen diverse gedaantes van kwetsbaarheid worden onderscheiden. Er is een fysieke kwetsbaarheid waarbij het beroemde beeld van de Tankman op het Tiananmenplein kan dienen ter illustratie. Kwetsbaarheid als onmacht of als psychische zwakte is een volgende vorm. Bij Levinas treffen we nog een andere vorm aan: kwetsbaarheid als deel van afhankelijkheid.[9] Afhankelijkheid is voor Levinas een voorwaarde voor verantwoordelijkheid. We kunnen de werkelijkheid niet naar onze hand zetten, dus we zijn afhankelijk van externe omstandigheden. Zoals daar is: de medemens. Levinas denkt kwetsbaarheid relationeel. Niet als een zwakte of als een probleem dat moet worden opgelost.

 

Genieten

Een bijzonder kenmerk of verschijnsel bij deze afhankelijkheid is genieten. Met genieten bedoelt Levinas het zintuiglijke genieten, zoals dat voorkomt bij eten en drinken of bemind worden.[10] Het genieten wordt door het individu beleefd vanwege externe oorzaken of omstandigheden. Voedsel of beminden zijn geen deel van onszelf, maar zijn wel bepalende factoren in het genieten.

Genieten kan omslaan in lijden, zodra voedsel of beminden van ons worden afgenomen, of, als we niet meer kunnen genieten van het voedsel of de geliefde. Dan start het lijden. En wederom: de factoren komen van buiten, ik heb er weinig of geen invloed op. Dat is kwetsbare afhankelijkheid.

Nog een blik in de filosofie van Levinas is nodig, om ons punt ten volle te kunnen maken. Tegenover afhankelijkheid staat onafhankelijkheid. Onafhankelijkheid wil zeggen dat we vrijheid kunnen ervaren in ons denken en ons handelen, de beleving van autonomie.[11] We kunnen volledig onszelf zijn.

Onafhankelijkheid en afhankelijkheid zijn twee posities in een mens. We vallen niet met de ander samen maar maken wel deel uit van een samenleving waarin we samen met anderen leven. Het eerdergenoemde genieten kan omslaan in lijden. Het genieten van een goede maaltijd wordt bedorven door slecht bereid voedsel of slecht gezelschap. In het genieten is al een aspect van kwetsbaarheid aan te wijzen. De kwetsbaarheid van genieten maakt het mogelijk dat genieten kan veranderen in het tegenovergestelde. Genieten en lijden zijn als twee zijden van een munt.

 

Parallel

De parallel met vertrouwen is denkbaar. Vertrouwen kan aanwezig zijn, maar degene die vertrouwt heeft weet van beschadigd vertrouwen. Of, weet van vertrouwen dat kan omslaan in wantrouwen. Ik sta iemand te woord en vertrouw diegene volledig, tot het moment dat ik valse intenties bespeur. Op dat moment is mijn vertrouwen weg en, zo zou Levinas stellen, begint het lijden.

Maar eerder nog, voordat een ontmoeting of handeling plaatsvindt, kan ik ook een inschatting maken van mijn te geven vertrouwen. Ik benader mijn gekende buur anders dan een volstrekt onbekende. Aan de laatste vertrouw ik mijn huissleutel niet toe tijdens mijn vakantie. Kortom, ik kan een bewuste houding aannemen met een bepaalde mate van vertrouwen. Deze attitude noem ik hier: kwetsbaarheid.

Kwetsbaarheid als mogelijkheid van lijden, kan mij helpen om te leven met de idee van sterfelijkheid. Immers, het ultieme eind- of dieptepunt van kwetsbaarheid is sterfelijkheid.[12] Het leven leiden zonder kwetsbaarheid is niet realistisch. We hebben pas weet van kwetsbaarheid als het op het spel staat of als het al eens is beschadigd. We komen daarmee tot besef dat we iets te verliezen hebben in de verhouding tot de ander.

Kwetsbaarheid is mijn houding, mijn gevoel en blijft van mij in de ontmoeting met de ander. Ik kan kiezen in welke mate ik kwetsbaar zal zijn bij vertrouwen. Bij geringe kwetsbaarheid zal de ander mij niet snel raken of de situatie vereist niet veel ethiek. Zodra er iets op het spel staat en mijn ethiek wordt gevraagd, moet ik een houding van kwetsbaarheid aannemen. In deze situatie kan de ander mij van de wijs brengen, mijn vertrouwen misbruiken of mijn kwetsbaarheid schade toebrengen.

Bij Levinas, waar het appel van de ander mij een mogelijkheid tot ethiek geeft, is de ander degene die mij aanspreekt. Wanneer ik verantwoordelijk ben, moet ik antwoorden op de situatie. Ik krijg de mogelijkheid om ethisch te zijn. Bij kwetsbaarheid is het andersom: ik geef de ander de mogelijkheid om ethisch te zijn. Het appel gaat nu van mij uit. Ik sta op het punt om te vertrouwen en laat de ander mijn kwetsbaarheid zien door mijn taal of door mijn handelen, of juist door het ontbreken van spreken of handelen.

Ik voel mij kwetsbaar vanwege de toekomstige situaties waarin ik ook wil vertrouwen. Daarom is mijn kwetsbaarheid bij vertrouwen een kwestie van zelfhandhaving. Als ik mij weerloos opstel, dan is dat fnuikend voor mijn vermogen tot vertrouwen. Laat ik daarentegen niets van mijn kwetsbaarheid zien, dan geef ik de ander weinig tot geen mogelijkheid om ethisch te zijn. Elke ervaring met inzet van een houding van kwetsbaarheid is een bouwsteen aan zowel vertrouwen als aan kwetsbaarheid.

Als mijn vertrouwen enkel inhoudt dat ik een juiste inschatting maak van de competenties en de intenties van de ander, dan is alleen mijn vermogen tot inschatten aangesproken. Stel ik daarentegen mijn houding van kwetsbaarheid beschikbaar, dan geef ik een signaal af naar de ander waarmee hij of zij een ethische relatie met mij kan aangaan. Een houding van kwetsbaarheid doet een appel op de ethiek van de ander. Een belangrijke voorwaarde bij deze houding van kwetsbaarheid is de gewaarwording van de ander van mijn kwetsbaarheid. Een attitude van kwetsbaarheid is geen pokerspel waarbij de ander met opzet een denkbeeld wordt opgedrongen.

 

Het gaat erom, bij vertrouwen op dieper niveau, dat wij anderen kunnen vertrouwen. Hier sluiten we weer aan bij de relationele ethiek van Levinas. Want, zo zegt Socrates ergens, we kunnen onszelf niet opvoeden. We hebben de ander nodig, ook als het gaat om werken aan een cruciaal vermogen als vertrouwen. Iemand kunnen vertrouwen, kan dus betekenen dat we, ik en de ander, samenwerken aan een bepaalde waarde op het moment dat we elkaar vertrouwen.[13]

 

Geld doneren

Mijn kwetsbaarheid, als ethische lading van vertrouwen, wordt stevig op de proef gesteld als ik besluit om een arme familie in mijn dorp financieel te ondersteunen. Het financieel risico heb ik berekend en ik weet dat het mij – financieel – niet te hard treft als de familie van mijn geld luxe goederen zal kopen in plaats van voedsel. Ik geef behalve vertrouwen, ook een deel van mijn kwetsbaarheid aan deze familie. Mijn vertrouwen kan worden beschaamd en mijn kwetsbaarheid kan eroderen. De toekomst zal uitwijzen of ik mijn vertrouwen en kwetsbaarheid terecht heb geschonken. Ik kan de rechtvaardiging voor naastenliefde dus pas achteraf vaststellen. Het risico bestaat dat mijn kwetsbaarheid averij oploopt en ik in de toekomst minder snel deze vorm van naastenliefde zal betrachten.

Als ik geld doneer, werk ik dus samen met de ontvanger aan de waarde ‘naastenhulp’. Zeker, er kan relativerend worden gesproken over een dergelijke situatie; dat die onvrijwillig tot stand is gekomen, en dat de ontvanger mijn bemoeienis badinerend ervaart, enzovoort. Laten we deze bemerkingen even tussen haakjes plaatsen en de mogelijkheid om samen te werken aan waarden, ruimte geven. Elkaar in staat stellen om samen te werken aan vertrouwen impliceert dat individuen elkaars kwetsbaarheden verkennen, taxeren en beoordelen. Het vermogen om te vertrouwen met een gepaste houding van kwetsbaarheid is relationeel.

Een houding van kwetsbaarheid aannemen, betekent ook rekening houden met andere factoren dan alleen met vertrouwen. Bij een sterke groepsbepaling en groepsdefinitie (‘wie hoort erbij en wie niet’) wordt mijn kwetsbaarheid en vertrouwen zwaar op de proef gesteld. Hechte relaties oefenen een sterke invloed uit op vertrouwen.

Anders wordt het, wanneer ik uit die veilige zone kom en mij begeef in een volstrekt onbekende situatie in een mij onbekend land. Stel, ik vraag er de weg. Degene aan wie ik de weg vraag, vertrouw ik voor zover mij de juiste weg wordt gewezen. Zoals eerder gesteld, komt de uitslag van de test van de rechtvaardiging achteraf. Dus, als ik in de juiste richting ben gewezen. Ik breng echter ook een houding van kwetsbaarheid in het geding. Zelfde voorbeeld met nu een gevaarlijkere omgeving. Ik vraag de weg, maar ben zeer op mijn hoede. Mijn auto is peperduur en de mensen zijn arm. Als ik mijn wagen uitstap, ben ik kwetsbaar voor bijvoorbeeld carjacking. Ik besef in dit laatste voorbeeld dat ik kwetsbaar ben. Ik kan ernstig worden benadeeld. Ik besluit om mij niet kwetsbaar op te stellen en houdt mijn deuren en ramen gesloten. Ik open mijn raam op een kiertje en veins zeker niet verdwaald te zijn. Dat zou mijn positie maar verzwakken. Net als bij vertrouwen wil ik controle behouden over mijn kwetsbaarheid. De omstandigheden kunnen dus zeer belangrijk zijn voor mijn houding van kwetsbaarheid.

 

Conclusie

Mijn kwetsbaarheid heeft dus een actieve rol in een wederzijdse ethiek. De mate van kwetsbaarheid kan voor de ander minder goed zichtbaar zijn. Zoals dat voorkomt in alledaagse situaties die min of meer automatisch vertrouwen oproepen. In omstandigheden waarbij ethiek een grotere rol krijgt, heeft een houding van kwetsbaarheid een manifeste rol in de relationaliteit. Door een houding van kwetsbaarheid krijgt de ander een glimp van onze sterfelijkheid. Door die mogelijkheid krijgt de ander de kans om ethisch te zijn. Hij of zij verkeert in de mogelijkheid om mijn vertrouwen te schaden. In mijn kwetsbaarheid ligt de mogelijkheid van lijden, maar ook van genieten. Vertrouwen krijgt een diepere ethische dimensie als er met een houding van kwetsbaarheid wordt vertrouwd.

 

Adam van Bergeijk (1979) woont in Meerkerk, is masterstudent wijsbegeerte aan de Universiteit Antwerpen en is als adviseur werkzaam in de non-profitsector.

 

Bronnen

Annette Baier, “Trust and Antitrust” Ethics 96, no. 2 (1986): 231 – 260, doi  https://www.jstor.org/stable/2381376

Herman de Dijn, “Grammatica van het vertrouwen” Tijdschrift voor Filosofie 54, no. 2 (1992): 214 – 237, doi https://www.jstor.org/stable/40886617

Katherine Hawley, Trust: A Very Short Introduction, Oxford,  2012

Jan Keij, De filosofie van Emmanuel Levinas in haar samenhang verklaard voor iedereen, Kampen,  2006

 

Eindnoten

[1] Katherine Hawley,(2012), 10

[2] Katherine Hawley,(2012), 16

[3] Katherine Hawley,(2012), 18

[4] Onora O’Neill, A Question of Trust: The BBC Reith Lectures 2002 (Cambridge,  2002),34

[5] Annette Baier, (1986), 235

[6] Herman de Dijn, (1992), 229

[7] Herman de Dijn, “Grammatica van het vertrouwen,” Tijdschrift voor Filosofie 54, no. 2 (1992), 229

[8] Annette Baier, (1986), 235

[9] Jan Keij, (2006), 36

[10] Jan Keij, (2006), 34

[11] Jan Keij,  (2006), 34

[12] Jan Keij, (2006), 169

[13] Annette Baier, “Trust and Antitrust,” Ethics 96, no. 2 (1986): 235.