Herdenkingspraktijken veronderstellen dat de doden weliswaar dood zijn, maar tegelijk in zekere zin bestaan. Het christendom doet volgens Rik Peels recht aan deze intuïtie, maar voor hem is niet duidelijk hoe dat zit binnen een naturalistische wereldbeschouwing, die ervan uitgaat dat dode mensen niet bestaan.
Dido Elizabeth Belle werd geboren in 1761. Haar vader, Sir John Lindsay, was een witte officier in de Britse vloot. Haar moeder was een Afrikaanse slavin. Toen haar vader in 1765 terugkeerde uit West-Indië nam hij Belle met zich mee. Ze werd door zijn oom, de graaf van Mansfield, grootgebracht. In Kenwood House groeide zij op samen met haar achternicht, Lady Elizabeth Murray, wier metgezel en vriendin zij werd. Toen Lord Mansfield stierf werd zij naar zijn testament een vrije vrouw, die een aanzienlijk deel van de erfenis ontving. In bijna alle opzichten – zoals medische verzorging en het hebben van een eigen, luxueuze slaapkamer – werd zij als gelijke behandeld. Alleen wanneer er bezoek was, at zij vaak niet mee met de rest van het gezelschap. Dido hielp Lord Mansfield bij zijn administratie. Dit was niet alleen ongebruikelijk voor een vrouw, maar zij verdiende er ook meer geld mee dan een gemiddelde arbeider in die tijd. Dido was uniek in de wijze waarop zij als zwarte vrouw en als buitenechtelijk kind werd erkend als gelijke in een witte, Britse, adellijke omgeving.
Portret
De familie van Dido besloot in 1779 een portret te laten maken van Elizabeth en Dido. Opvallend is dat op dit schilderij Dido niet alleen bijzonder levendig is weergegeven, maar ook als gelijke van haar achternicht Elizabeth: ze heeft prachtige kleren aan en draagt een tulband met een veer van een struisvogel, ze heeft exotisch fruit bij zich, de hand van Elizabeth rust op de arm van Dido en beiden bevinden zij zich op het landgoed van Kenwood. Naar goed Brits gebruik is het schilderij nog altijd in het bezit van de familie: wie binnen weet te komen bij de graaf van Mansfield in het Scone Palace te Perth kan daar het schilderij vandaag de dag bewonderen.
Al deze informatie is vandaag de dag makkelijk op te zoeken, bijvoorbeeld via Wikipedia. Dat was tot voor kort echter heel anders, omdat het verhaal achter het schilderij verloren was gegaan. Het doek hing in Scone Palace en de naam van het schilderij op een bordje dat onder het doek bevestigd was luidde ‘The Lady Elizabeth Finch Hatton’. Men moet hebben gedacht dat de zwarte vrouw een willekeurige bediende en daarom niet noemenswaardig was. Toen in 2018 het Britse televisieprogramma Fake or Fortune vaststelde dat het om Dido ging en naar alle waarschijnlijkheid om een schilderij van de bekende schilder David Martin, werd het bordje vervangen door ‘Dido Elizabeth Belle en Lady Elizabeth Murray, dochters van Sir John Lindsay’.
Recht gedaan
Vrijwel alle kijkers zullen de overtuiging van de makers van het programma Fake or Fortune delen dat met het plaatsen van het juiste onderschrift eindelijk recht werd gedaan aan deze bijzondere vrouw. Dido was immers geen slavin, maar een vrij mens. Zij was Elizabeths gelijke, zo heeft ze haar leven geleefd. Door te doen alsof zij louter een slavin was, werd haar onrecht aangedaan; en nu ze erkend is als gelijke, is haar recht gedaan. Er is iets rechtgezet wat in de geschiedenis vergeten was. Met haar minderheidspositie als zwarte vrouw in Groot-Brittannië dat in die tijd zwarte gemeenschappen overzee uitbuitte is ook de zwarte gemeenschap van toen en nu door deze rectificatie recht gedaan.
Herdenken en eerbewijzen
Als ik me niet vergis is de intentie om recht te doen aan de doden vrij wijdverbreid in allerlei praktijken in
Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.