Terug naar de dingen zelf – Borgmann en duurzaamheid

In dit artikel onderzoekt Teunis Brand de betekenis van de filosofie van Albert Borgmann voor het huidige debat over klimaatverandering. Die betekenis is volgens Brand tweeledig. Allereerst biedt Borgmann een kritisch perspectief op het huidige debat. Ten tweede kan zijn filosofie helpen om een visie op het goede leven te formuleren waarvan ecologisch verantwoord handelen intrinsiek deel uitmaakt.

 

Voordat ik de filosofie van Borgmann bespreek, ga ik eerst kort in op een tweetal argumenten voor duurzaam handelen die in het huidige debat de boventoon voeren.[1] Het gaat daarbij dus om argumenten die, gegeven de klimaatverandering door menselijk handelen, duidelijk maken waarom we klimaatverandering zouden moeten tegengaan.

Het eerste argument luidt dat het in het belang van onszelf en van toekomstige generaties is om klimaatverandering tegen te gaan, vanwege de verwachte negatieve gevolgen van klimaatverandering voor de mens (stijgende zeespiegel, extremere weersomstandigheden, et cetera). Dit argument is antropocentrisch, aangezien het de belangen van de mens centraal zet en de natuur als instrumenteel beschouwt in relatie tot die belangen. Daarnaast is het een consequentialistisch argument, omdat de noodzaak van handelen wordt gemotiveerd op basis van (negatieve) gevolgen.

Het tweede argument werpt de rechten van niet-menselijke natuur op als reden om klimaatverandering tegen te gaan. Het is belangrijk, zo luidt het argument, om niet-menselijke natuur (bomen, planten, dieren) te waarderen om zichzelf. Met andere woorden: niet-menselijke natuur heeft intrinsieke waarde, en dient om die reden met zorg en respect behandeld te worden. Aangezien klimaatverandering leidt tot ontbossing en het uitsterven van soorten, hebben mensen de plicht om klimaatverandering tegen te gaan. Dit argument gaat dus verder dan het eerste argument. Het is namelijk niet antropocentrisch, omdat het de waarde van de niet-menselijke natuur centraal stelt. En het is daarnaast deontologisch (in plaats van consequentialistisch) van aard, omdat het wijst op rechten van niet-menselijke natuur (wat die rechten ook precies mogen zijn), en de daarmee corresponderende plichten van de mens om die rechten te erkennen en te realiseren.

Beide argumenten bevatten elementen van waarheid. De zwakte ervan is echter mijns inziens dat natuur en klimaat worden voorgesteld als beperkingen van de doelen, wensen, plannen en verlangens van de mens. De argumenten stellen onze levensstijl als zodanig dus niet ter discussie, maar laten er slechts de grenzen van zien door te wijzen op de beperkte draagkracht van de aarde en de rechten van niet-menselijke natuur. Met andere woorden: natuur en klimaat functioneren als een externe begrenzing van het menselijk handelen, maar niet als een intrinsiek onderdeel van goed handelen. In mijn ogen is het van belang om de vraag te stellen wat het betekent om een goed leven te leiden in relatie tot onze natuurlijke omgeving. Borgmanns filosofie kan daarbij helpen.

 

Borgmanns techniekfilosofie: het apparaatparadigma

Albert Borgmann (1937) is een Amerikaanse filosoof die verschillende boeken en tal van artikelen op zijn naam heeft staan. De meeste daarvan gaan over de rol van techniek in de moderne westerse cultuur. Zijn bekendste boek is Technology and the Character of Contemporary Life: A Philosophical Inquiry (1984). In dit artikel baseer ik me met name op dit boek.

Volgens Borgmann wordt moderne technologie gekenmerkt door een bepaald patroon dat hij aanduidt als het apparaatparadigma (device paradigm). Dit patroon houdt in dat moderne technologie erop is gericht om enkelvoudige goederen en diensten onmiddellijk, veilig, gemakkelijk en overal beschikbaar te maken. Typische voorbeelden van het apparaatparadigma zijn de centrale verwarming, de magnetron en de smartphone: deze technologieën maken respectievelijk warmte, voedsel, bereikbaarheid en internet (in mindere of meerdere mate) direct, overal, veilig en gemakkelijk beschikbaar. Technologische ontwikkelingen zijn dan ook vaak aan te duiden als het nog veiliger, gemakkelijker, directer en op meer plaatsen beschikbaar maken van goederen en diensten (nog sneller internet op je smartphone, nog comfortabeler auto’s, et cetera).

Het apparaatparadigma gaat, aldus Borgmann, gepaard met een scheiding van doelen en middelen. Daarmee bedoelt Borgmann als eerste dat, in het geval van moderne techniek, de technologie beschouwd wordt als slechts het middel om een bepaald doel te realiseren. De scheiding zit daarin dat het doel stabiel is, terwijl de middelen variabel of inwisselbaar zijn. Bijvoorbeeld: het doel van audiotechnologie is onder andere het ten gehore brengen van muziek. De technologieën die dat mogelijk maken zijn aan sterke verandering onderhevig (cassettes, cd’s, digitale audio), terwijl het doel hetzelfde blijft (hoewel de voortbrenging steeds gemakkelijker en beter is). Een patroon in technologie-ontwikkeling is vervolgens om het middel steeds meer en zoveel mogelijk te verbergen terwijl het doel van de technologie tastbaar aanwezig is: de warmte, de muziek of het amusement. Het aanwezige doel noemt Borgmann de voorkant van technologie en het verborgen middel de achterkant. Neem bijvoorbeeld de centrale verwarming: bij vloerverwarming is de techniek geheel verborgen in de vloer en buiten de leefruimte geplaatst. De warmte is echter direct en overal aanwezig op een manier die nog comfortabeler is dan bij gebruik van radiatoren.

 

Expert en leek

De scheiding van middelen en doelen werkt op nog een andere manier door, namelijk in een scheiding van expert en leek. De voorkant van technologie is het domein van de leek. Dat domein draait om het gemakkelijk beschikbaar maken van een product of dienst. Vandaar dat onze technologieën gemakkelijk te bedienen moeten zijn, zonder dat er veel technische kennis vereist is. De achterkant van technologie is het domein van de expert. Doordat technologieën steeds complexer worden, weet alleen de gespecialiseerde expert hoe (een deel van) de technologie werkt. Als er iets kapotgaat, moeten we dus een professional inschakelen. Soms mogen we zelfs van de producent niet meer zelf gaan repareren, omdat dan de garantie vervalt. De leek wordt dus veelal uitgeschakeld als het gaat om het vormgeven en onderhouden van technologie.

Om te illustreren dat moderne technologie daadwerkelijk een ander karakter heeft dan traditionele technologie, gebruikt Borgmann vaak het voorbeeld van de centrale verwarming ten opzichte van de haard. Ten eerste biedt een haard niet gemakkelijk, direct, overal en veilig warmte: er moet hout worden gehakt, gestapeld, gedroogd, het vuur moet worden aangemaakt en opgestookt, de warmte is zeer plaatselijk en bereikt dus niet alle hoeken en gaten van een huis, en er is bovendien meer brandgevaar en risico op verwonding. Vervolgens is de functie van de haard niet te reduceren tot het voortbrengen van warmte. De haard biedt ook gezelligheid, een plaats om te verpozen, uit te rusten en samen te komen. Daardoor kan de functie van de haard niet zomaar worden overgenomen door andere technologie. Oftewel: het middel is niet inwisselbaar met en niet te scheiden van het doel, en de voorkant van deze technologie is niet los te maken van de achterkant. Bovendien is de gebruiker volledig betrokken bij het functioneren van de technologie; er is dus ook geen scheiding tussen expert en leek.

Borgmann ontkent de voordelen van moderne technologie niet. Zijn analyse is niet bedoeld als een pleidooi om terug te keren naar traditionele technologieën. Hij laat echter wel de keerzijde zien van moderne technologie. De keerzijde van het paradigma van directe beschikbaarheid ziet Borgmann vooral in het feit dat het leidt tot minder betrokkenheid van mensen op de wereld om hen heen; het leidt tot disengagement. Dat verlies aan betrokkenheid staat niet op zichzelf, maar gaat volgens Borgmann samen met het verlies van vaardigheden (skills, excellence), verlies aan betekenis en uiteindelijk ook verlies aan geluk.

 

Borgmanns alternatief: focal things and practices

De vraag zal rijzen wat het alternatief is voor het apparaatparadigma. Dat alternatief ziet Borgmann in wat hij focal things and practices noemt. Die begrippen zijn lastig te vertalen. Focal things zijn dingen die centraal staan in ons leven, waar we op betrokken zijn en in de omgang waarmee we betekenis ervaren. Een focal practice is een samenhangend geheel van handelingen waarin een focal thing centraal staat. Het klinkt ingewikkelder dan het is. De maaltijd bereiden is een focal practice en de maaltijd is het bijbehorende focal thing. Evenzo tuinieren en de tuin (of de bloemen en planten), kamperen en de natuur, lezen en het boek, of houtbewerking en het hout.[2] Wat al deze praktijken kenmerkt is dat ze ons allereerst actief betrekken op de dingen om ons heen, hoe divers die ‘dingen’ ook zijn (vandaar: terug naar de dingen zelf). Vaak betrekken ze ons ook op mensen om ons heen, omdat focal practices veelal sociale activiteiten zijn (zoals het gebruiken van de maaltijd of wandelen). Vervolgens vereist de uitoefening inspanning en vaardigheid. Als laatste, en dat is een cruciaal element, kunnen we betekenis ontlenen aan de uitoefening van focal practices. Het delen van de maaltijd met vrienden of een stevige wandeling zullen over het algemeen als betekenisvoller worden ervaren dan een avond Netflixen.

 

Het goede leven

Het goede leven, aldus Borgmann, is een leven van engagement. Met andere woorden: een leven waarin focal practices centraal staan. De vraag is wat de plaats is van technologie in het goede leven. Volgens Borgmann gaat het niet om het uitbannen van technologie of het terugkeren naar vroeger, maar om decentering technology: technologie uit het centrum van het leven halen. Volgens Borgmann gebeurt dat bij de uitoefening van focal practices. Die zijn vaak laagtechnologisch van aard. Er kan echter ook complexe technologie worden gebruikt, maar die is dan dienstbaar aan het betrokken-zijn op de wereld en de dingen om ons heen. Bijvoorbeeld: in goede bergschoenen en klimmateriaal zit flink wat technologie, maar het zorgt er juist voor dat we de bergen in gaan.

 

Een kritisch perspectief op het klimaatdebat

Hoewel de filosofie van Borgmann niet direct handelt over de problematiek van klimaatverandering, zijn er zeker lijnen te trekken naar dit onderwerp. Allereerst biedt zijn denken een kritisch perspectief op de huidige aanpak van klimaatverandering. In hoge mate zien we daar namelijk het apparaatparadigma aan het werk. Is het niet zo dat we klimaatverandering vooral op een technologische manier bestrijden, zodat mensen hun levensstijl niet hoeven aan te passen? Behandelen we de aarde zelf daarmee niet als iets wat beschikbaar moet zijn voor menselijke doeleinden? Natuurlijk, veel mensen beseffen dat ze minder zouden moeten vliegen, en een (beperkt) aantal mensen kiest daar ook voor. Maar duurzame luchtvaart zou toch wel fijner zijn. Onze vakantiedrift, met kant-en-klare reizen van hotspot naar hotspot, impliceert dat we al het mooie dat de aarde te bieden heeft in hapklare brokken direct, overal, gemakkelijk en veilig tot onze beschikking willen hebben.

In een interview in Trouw ging ex-klimaatactivist Paul Kingsnorth in op het ecomodernisme, de stroming die de klimaatproblematiek op een hoogtechnologische manier wil bestrijden.[3] Hij stelt daarin de vraag wat het zou betekenen als het de mensheid zou lukken om door middel van technologie de klimaatverandering te stoppen. Volgens hem betekent dat het volgende: “Leg je als mens neer bij een leven als robot en werk in de cloud. En zie de natuur als een uitstapje in het weekeinde. Niet om er deel van uit te maken, maar om er foto’s van te maken”. In termen van de filosofie van Borgmann: de omgang met de natuur wordt begrepen in termen van het apparaatparadigma, maar niet als een focal thing waarop we echt betrokken zijn.

Ondanks dit kritische perspectief op de huidige aanpak van klimaatverandering, wil Borgmann niet zeggen dat we technologische oplossingen volledig links moeten laten liggen. Hij wil echter wel de vraag naar het goede leven stellen en de plaats van techniek daarin. Volgens hem wordt die vraag tegenwoordig veel te weinig gesteld, terwijl de manier waarop we de maatschappij vormgeven niet neutraal is ten opzichte van verschillende opvattingen van het goede leven. Nu is ieder antwoord op de vraag wat een goed leven is betwistbaar (zeker in een plurale maatschappij als de onze) en dat geldt ook voor Borgmanns inzet op engagement. Dat is echter geen reden om het debat uit de weg te gaan.

 

Betrokken zijn op de aarde: voedsel als focal thing

Dat brengt mij bij de vraag wat Borgmanns filosofie te zeggen heeft voor een goede omgang met de aarde. Dat is een grote vraag waar ik uiteraard in het bestek van dit artikel maar een paar aspecten van kan aanstippen. Als voorbeeld zou ik kort willen ingaan op onze omgang met voedsel. Voedsel verbindt ons namelijk op een heel fundamentele manier met de aarde. Bovendien hebben onze voedselkeuzes (bij elkaar) veel impact op het milieu. Niet voor niets wordt minder vlees eten vaak genoemd als een van de eerste stappen die je kunt zetten om je ecologische voetafdruk te verkleinen.

Borgmanns inzet zou zijn dat we voedsel behandelen als een focal thing: iets wat onze betrokkenheid, zorg en aandacht verdient. Als we voedsel op die manier behandelen, wordt het ook betekenisvoller. Een maaltijd bereiden wordt daadwerkelijk ‘de moeite waard’ door de inspanning die we leveren om iets moois en smaakvols op tafel te zetten. Iemand die met zorg en aandacht kookt, zal zich eerder de vraag stellen waar onze voedselproducten eigenlijk vandaan komen en wat ervoor nodig is om ze in de supermarkt te krijgen, dan iemand die een opwarmmaaltijd uit de magnetron haalt en die gedachteloos voor de tv opeet. Met aandacht koken is dus wellicht de eerste stap naar een ecologisch verantwoorde omgang met voedsel. Als we ons vervolgens kritisch verhouden tot de schijnbare vanzelfsprekendheid van de beschikbaarheid van voedsel, kunnen we voor een keer de boontjes uit Marokko laten liggen en wachten we tot het seizoen daar is. We kunnen er ook voor kiezen om een deel van ons voedsel zelf te verbouwen (en daar is niet eens zoveel ruimte voor nodig), te halen bij een lokale boer of markt, of toch minstens een hogere prijs te betalen voor producten die minder belastend zijn voor het milieu. In het op deze manier omgaan met voedsel wordt de kloof tussen doel en middel waarover ik hiervoor schreef kleiner. We zijn namelijk actiever betrokken bij de ‘voortbrenging’ van voedsel, waardoor we ook minder samenvallen met de ‘leek’ (de loutere consument) die het moet hebben van de expert (de gespecialiseerde producent). Voedsel wordt zo iets waarop we betrokken zijn, waaraan we betekenis ontlenen, in de omgang waarmee we iets van het goede leven zichtbaar zien worden.

 

Ter afsluiting

Ik heb niet de illusie dat de hierboven beschreven aanzetten voor ecologisch verantwoord handelen de wereld gaan redden. Daarvoor zijn de genoemde stappen te klein en te individueel. Het zou ook een kritiek kunnen zijn op de filosofie van Borgmann, namelijk dat die vooral handvatten biedt voor persoonlijke levensstijlkeuzes, maar minder voor beleid op systeemniveau. Misschien is die kritiek terecht.[4] Borgmanns filosofie biedt echter wel een perspectief om ecologisch verantwoord handelen te integreren in ons leven op een manier die niet wordt ervaren als een beperking, maar juist als een verrijking. Die toevoeging aan het debat lijkt mij op zichzelf al waardevol.

 

Teunis Brand MA MSc is communicatiemedewerker bij Stichting voor Christelijke Filosofie en hoopt binnenkort te promoveren op een studie over bedrijfsethiek. Dit artikel is mede gebaseerd op een hoofdstuk uit het proefschrift.

 

 

 

Eindnoten

[1] Ik baseer deze twee argumenten op Paul van Tongeren (2002), Matigheid en milieuzorg, Ethische perspectieven 12 (3), p. 232-243. Overigens noemt Van Tongeren drie argumenten. Het derde (minder prominente) argument gaat over ‘de maat van de natuur’ en sluit aan bij het deugdethisch perspectief dat Van Tongeren in zijn artikel onderzoekt.

[2] De vraag is uiteraard wat mag gelden als focal practice en wat niet. Volgens Borgmann is gamen bijvoorbeeld geen focal practice. Het is echter ingewikkeld om uit Borgmanns bespreking criteria af te leiden op basis waarvan dit zou kunnen worden vastgesteld, behalve dat focal practices moeten leiden tot of voortkomen uit engagement (wat overigens ook geen eenduidig criterium is).

[3] Frank Mulder (30 november 2019), ‘Deze ex-activist vindt de milieubeweging te oppervlakkig’. Trouw. https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/deze-ex-activist-vindt-de-milieubeweging-te-oppervlakkig~b4f11a83/

[4] Er zijn bovendien nog genoeg andere mogelijke punten van kritiek, onder andere dat Borgmanns filosofie nostalgisch zou zijn, vanwege de impliciete veronderstelling dat traditionele technologie ‘beter’ is dan moderne technologie. Omwille van de ruimte kan ik op deze punten niet ingaan.