In het thema oorlog zit een grensoverschrijding. Het is iets wat voorbij de ethiek lijkt te gaan. Toch gaat Pieter Vos de strijd aan met dit thema, zonder pasklare antwoorden. Met een pacifistische stem op de achtergrond die volgens hem moet blijven klinken, bij alle dilemma’s die in de oorlogspraktijk aan de orde zijn. Per 1 januari jl. is hij bijzonder hoogleraar Protestantse Geestelijke Verzorging bij de krijgsmacht aan de PThU in Groningen.
Gefeliciteerd met je nieuwe baan als bijzonder hoogleraar. Wat is geestelijke verzorging in de krijgsmacht, organisatorisch gezien?
Binnen de krijgsmacht bestaan de Diensten Geestelijke Verzorging. Daarachter zitten zendende instanties. De grootste zijn de humanistische, katholieke en protestantse diensten. Daarnaast zijn er de kleine joodse, islamitische en hindoestaanse. Je kunt op twee manieren de route volgen om protestants geestelijk verzorger te worden: door als predikant daartoe uitgezonden te worden door een kerk, of door de studie geestelijke verzorging te volgen aan de PThU in Groningen. De geestelijke verzorging is een vrijplaatsfunctie die teruggaat op artikel 6 van de Grondwet, de vrijheid van godsdienst, vanuit het idee dat je als militair langdurig van huis bent en daarbij het recht houdt om je godsdienst uit te kunnen oefenen. Dat is de wettelijke basis onder de geestelijke verzorging. Zij wordt door de overheid bekostigd op het aspect van het ambtenaar-zijn, maar inhoudelijk is het werk vrij. Er is geen bemoeienis vanuit de overheid; de verantwoordingsplicht is naar de kerken.
Wat doet een geestelijk verzorger?
In de praktijk van de geestelijke verzorging bij de krijgsmacht wordt er geen gemeente bediend met erediensten en pastoraat voor mensen met wie je de geestelijke kaders deelt. Je werkt in de krijgsmacht en gaat om met militairen die vormgeven aan dat werk en kunnen aanlopen tegen allerlei levensvragen. Waar het dan om gaat in het werk van de geestelijke verzorging is om als een soort ‘hermeneut’ op te treden, om tot een verstaan te komen van die vragen, ze te duiden en helpen een antwoord te vinden.
Naast de geestelijke verzorging is er in de krijgsmacht ook psychologische ondersteuning, die militairen bijvoorbeeld krijgen bij terugkeer van een missie. Die expertise is veel meer ingebed in de organisatie van defensie zelf. Hoewel de geestelijk verzorger samenwerkt met psychomedische teams is hij een unieke figuur vanwege die vrijplaatsfunctie.
Wat is de rol van de kerk?
De presentie van de kerk werkt twee kanten op. Ik vind de vieringen een cruciaal onderdeel. Hoe kleinschalig ook. Ze stellen de kerk present, of de vieringen maar door een enkeling worden bezocht, of juist massaal als er iets speelt, hoe ze ook zijn vormgegeven met allerlei popsongs, want psalmen zingen hoef je niet te proberen met die militairen. Tegelijk heeft de geestelijke verzorging voor mij een werking naar de kerk zelf. Hoe ziet de kerk zichzelf? Is ze er alleen voor haar eigen belang, of staat ze midden in de samenleving ten behoeve van die samenleving, ook daar waar het heel spannend is, waar het over leven en dood gaat? Waar mensen soms vuile handen maken of moeten maken, waar ze gehavend worden, maar ook gewoon naar huis verlangen of een vorm van kameraadschap ervaren? De kerk is in de persoon van de krijgsmachtpredikant daar dus present tussen die jongens en meiden.
Staat de militaire praktijk niet heel ver af van het evangelie? Een groepje kinderen speelt op de weg, en belemmert de doorgang van een konvooi. Militairen weten: kinderen worden door de vijand ingezet als hinderlaag, dus krijgen ze het commando om in volle vaart over die kinderen heen te rijden. Is daar nog iets levensbeschouwelijks over te zeggen?
Dit is hartverscheurend. Toch moet je oppassen voor een te vlug antwoord. Als relatief buitenstaander heb je daar snel een moreel oordeel over paraat, daar probeer ik voor te waken. Ik denk dat het belangrijk is dat militairen moreel gevormd worden, dat is ook een van de taken van de geestelijke zorg en ook in de krijgsmachtethiek. Het ligt ook bij de individuele soldaat: er is zoiets als een eigen geweten maar er is ook iets wat moeilijk te omschrijven is: óp het moment dat je in een oorlog bént is er eigenlijk maar één manier waarop je kunt handelen. Dat is niet goed te begrijpen als je het zelf niet meemaakt. Soms helpen romans daarbij. Onlangs las ik The yellow birds van Kevin Powers, een opkomend literair talent die zelf in Irak heeft gezeten en dat beschrijft. Het is een dubbel paneel van soms gruwelijke gevechtshandelingen in Irak en terugkeer in Virginia, waar hij kampt met wroeging over wat er is gebeurd en wat hij heeft gedaan, terwijl hij zijn ervaringen niet kan delen. Hij beschrijft diepgaand en indringend welke grenzen je overgaat. Dat is heel problematisch maar het is ook gegeven met het feit dat staten beslissen om met het leger daarnaartoe te trekken. Dat mogen we niet alleen maar terugspelen naar de individuele soldaat. Het gaat ook ons aan en legt misschien wel iets bloot wat ook in onszelf potentieel aanwezig is.
Het gaat mij er niet om de individuele militair aan de schandpaal te nagelen. Je voorbeeld geeft des te meer aan hoe abstract zo’n keuze is van een regering vanachter een vergadertafel om een oorlog te voeren, want dan ga je al over lijken natuurlijk. Veel militairen in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog waren niet in staat de trekker over te halen omdat ze hun vijand in de ogen keken. Een bommenluik van een vliegtuig openmaken is veel indirecter.
Ik denk dat dit een tekort is in de theorievorming over de rechtvaardige oorlog. Die theorie gaat primair over het recht van een staat om tot oorlog over te gaan, welke criteria je moet volgen. Maar dat zegt nog weinig over wat een individuele militair moet doen, of over bevelen die worden gegeven en welke verantwoordelijkheid je dan hebt als individuele militair.
Ik moet denken aan de film An officer and a gentleman over de oorlog van de Verenigde Staten in Vietnam. Het meest schokkende vond ik hoe militairen in hun voorbereidende training ontmenselijkt worden. Ze leren marsliederen waarin ze moreel afgestompt worden: ‘Spleetogen liggen in de goot. Kindje ligt bij mama op schoot. Maar de fabriek maakt het niks uit. Dat napalm kleeft. Aan de huid.’ Deze morele verminking is kennelijk nodig om militairen in staat te stellen tot het plegen van doodslag. Zou je dit een onderwerp vinden voor je leerstoel?
Ja, natuurlijk. Ik zie het als een van de belangrijkste taken van de geestelijke verzorging om kritisch en loyaal, vanaf een betrokken afstand dit soort zaken aan de orde te stellen. Er is overigens wel veel veranderd, denk aan het idee van een vredesmissie. De missie van de Nederlandse krijgsmacht is gericht op vrede wereldwijd en niet zozeer op oorlogsvoering, dus daar zit al een belangrijk moreel aanknopingspunt. Een van de taken van de geestelijke verzorging vind ik om daar voortdurend ook aan te herinneren en de menselijkheid hoog te houden.
Is er een moreel doel te verbinden aan oorlog? Volstaan goede bedoelingen voor een vredesmissie?
Nee, ook daaraan zit een problematische kant. Je kunt niet zeggen dat we alleen maar mooi opbouwwerk gaan doen in Afghanistan. De primaire taak van de missie is wel degelijk om de taliban te bestrijden. Je kunt in een moeilijk parket komen, als je beide taken moet vervullen.
Het verbaast me hoeveel Duitsers in de Tweede Wereldoorlog met een hoge morele, vaak christelijke standaard, de oorlog ingingen en aan het front in de knoop kwamen met hun ethiek. Er is geen ruimte voor ethiek. Je moet of je eigen waarden afzweren of deserteren, waarmee je een gewisse dood tegemoet gaat.
Daar zit ook iets inherent problematisch, ik kan me goed voorstellen dat je vanuit het evangelie pacifistisch uitkomt.
Ben je dat niet?
Uiteindelijk niet. Ik heb daar een behoorlijke tik van meegekregen maar ik denk dat oorlog onvermijdelijk is, hoe je het ook wendt of keert. Dan is de Tweede Wereldoorlog misschien een wat makkelijk voorbeeld, maar het nazisme moest toch bestreden worden. In de manier waarop het bestreden is, is wat fout gegaan, heel veel zelfs, maar dát het bestreden werd is legitiem. Ik ben dus niet pacifistisch, maar ik vind wel dat die stem van het pacifisme voortdurend zou moeten blijven klinken.
Zou je zelf een geweer kunnen hanteren?
Ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik sluit het niet uit, misschien wordt het spannender als je zegt: stel, ze dreigen je kinderen wat aan te doen en je hebt de kans om dat te voorkomen met een wapen. Dan vermoed ik dat ik dat zou doen. Ik ben blij met het motto van de protestantse geestelijke verzorging, ‘Niet door kracht, of door geweld, maar door mijn Geest’, omdat de kracht van de liefde sterker is dan de macht van geweld. Vrede kan nooit alleen met wapens worden afgedwongen.
Waarom fascineert jou dit terrein?
Ik ben al wat langer betrokken geweest bij dit werk. Ik ben er een jaar of zes geleden in gerold vanuit het thema morele vorming, waarover ik vanuit mijn lectoraat kennis had ontwikkeld. Toen de vacature voor deze nieuw ingerichte leerstoel kwam (de katholieken hadden er al een, de protestanten nog niet), heb ik de balans opgemaakt: is dit een domein waarmee ik als ethicus uit de voeten kan? Ja dus, vanwege die vragen rond leven en dood.
Ik heb nooit gedacht dat ik hier terecht zou komen. Van huis uit heb ik wel het nodige meegekregen van de militaire wereld. Mijn vader is altijd gefascineerd geweest door de Tweede Wereldoorlog, omdat hij die zelf heel intensief heeft meegemaakt. Hij heeft ook als pelotonscommandant bij de Nationale Reserve gezeten. Dat vond ik als kind heel interessant maar ik heb nooit gedacht dat ik daar zelf iets mee zou gaan doen.
Mijn proefschrift ging over God en het lijden bij Kierkegaard. Vragen over het lijden, over recht en vrede hebben me altijd beziggehouden, dus helemaal vreemd is het ook niet.
In het thema oorlog zit een grensoverschrijding. Je gaat voorbij de ethiek.
Ja, dat risico is er. Sommigen die in een oorlog gediend hebben, beschrijven hun ervaringen in haast mystieke termen. Alsof je boven jezelf uitgetild wordt, terwijl intussen de meest gruwelijke dingen plaatsvinden. Er zit iets bizars in, wat in zekere zin ook in religie terugkomt. Denk ook aan het offer. Het jezelf opofferen, maar ook het offeren van je natuurlijke weerstand tegen het doden van een ander mens. Daarom moet je altijd bij de ethiek beginnen en er ook altijd bij terugkeren.