De taal van de meritocratie

Peter Henk Steenhuis
Veroordeeld tot succes. Op zoek naar een geslaagd leven
Ten Have, 2022
319 pagina’s, €22,99

Waarom zou je in vredesnaam iemand ‘succes’ wensen op een alledaagse werkdag of schooldag? Op allerlei momenten wensen we elkaar succes, niet alleen voor spannende momenten zoals een sollicitatiegesprek of een examen, maar ook voor reguliere activiteiten zoals een vergadering, college of presentatie. Maar waarom eigenlijk en wat zegt dit over ons? Kunnen we ook iets anders zeggen, bijvoorbeeld ‘veel plezier’, ‘sterkte’ of ‘mooie dag’?

Trouw-journalist Peter Henk Steenhuis werpt deze vraag op in zijn boek Veroordeeld tot succes. Hij betrapte zichzelf erop dat hij een van zijn kinderen in het laatste jaar van de basisschool ‘succes’ wenste zonder dat er iets bijzonders op het programma stond. Het bevreemde hem dat hij dit woord gebruikte – en dat anderen om hem heen dat ook allemaal doen. Dat vormde het startpunt voor zijn reflectie op ons streven naar succes, dat hij in vierentwintig hoofdstukken uitdiept.

Als journalist op het gebied van zingeving heeft Steenhuis tal van interviews gehouden, reportages gemaakt, gesprekken gevoerd en trainingen gegeven. Het leidde tot een boek waarin filosofische vragen en inzichten op journalistieke wijze behandeld worden – dat wil zeggen: op lichtvoetige, verhalende en reflectieve wijze.

Met dit boek mengt Steenhuis zich in het grote maatschappelijke debat over de meritocratie, de samenleving waarin je bent wat je presteert. Naast dat woord ‘succes’ valt er nog een hele wolk aan verwante woorden te ontdekken: prestatie, concurrentie, selectie, stress, perfectie, competitie, carrière, flexibiliteit, autonomie, roeping, enzovoorts. Uiteindelijk passerend zo’n honderd kernwoorden de revue, waarvan sommige de meritocratie ontmaskeren en andere juist een aanzet doen tot een ander vocabulaire.

Wie het maatschappelijk debat over de prestatiemaatschappij afgelopen jaren een beetje heeft gevolgd – of over de neoliberale wereld en zijn keerzijden – zal veel herkenbaars tegenkomen in dit boek. Filosofisch blijft het wat aan de oppervlakte scheren, in dat opzicht is het echt een publieksboek. Je moet ook van het wat meanderende journalistieke genre houden.

De toegevoegde waarde van dit boek ligt in de demonstratie van de rol van taal. Dat is ook de centrale ambitie van het boek: aandacht vestigen op de taal van de prestatiemaatschappij en het verkennen van alternatieve taal om over succes te praten. “Onze werkelijkheid huist in de taal; wij gebruiken woorden niet voor niets. Het zegt iets over ons dat woorden een bepaalde betekenis hebben gekregen” (p.17).

Steenhuis ontleedt daarom steeds de huidige en oorspronkelijke betekenissen van woorden die te maken hebben met de meritocratie. Daarmee demonstreert hij hoe eenzijdig ons beeld van succes en een geslaagd leven is geworden in de moderne tijd. Zo betekende ‘succes’ oorspronkelijk zoiets als het ‘verloop’ van dingen, terwijl wij het nu gebruiken als aanmoediging om een goede uitslag te behalen, vaak in economische zin.

Deze analyse van woorden helpt om de huidige verengde betekenis te relativeren en schept ruimte tot herinterpretatie van woorden als succes, slagen en geluk. Uiteindelijk werkt het boek daarnaartoe: een rijker perspectief op succes of een geslaagd leven, voorbij het meritocratisch perspectief waarin economisch presteren voorop staat. Dan gaat het om woorden als stilte, rust, aandacht, luisteren, dialoog, ritme, empathie. Allemaal dimensies van goed werk die in een meritocratie gemakkelijk het onderspit delven, maar waar we niet zonder kunnen als we een geslaagd leven willen leiden. Wie dit boek gelezen heeft zal bewuster zijn woorden kiezen, zeker in professionele contexten.

Met dit boek geeft Steenhuis dus een fraaie aanzet tot bezinning op de vraag naar het goede leven en het goede samenleven. Zijn grote inspiratiebron is voormalig (en overleden) Denker des Vaderlands René Gude en diens brongebieden van zingeving: sport, filosofie, kunst en religie. Vooral de eerste twee zijn nadrukkelijk aanwezig, al verkent Steenhuis ook de rol van religie, met reflecties over het klooster als ‘fitnessruimte voor de geest’.

Ondanks de waardering die ik voor Steenhuis’ zoektocht heb, houd ik ook een wat onbestemd gevoel over. Uiteindelijk ontsnapt ook hij niet aan het perspectief dat je je levensgeluk in eigen hand hebt. Je moet ‘het’ wel zelf realiseren, hoe smal of breed je dat ook precies definieert. We zijn volgens Steenhuis het tijdperk van zingeving voorbij en aanbeland in het tijdperk van ‘zinmaking’. Dat vat mijn onbestemde gevoel in één woord. De tirannie van verdienste stoelt mede op het denkbeeld van de maakbaarheid, wat velen in onze tijd uitgeput doet struikelen. Een woordwolk over ‘ontvankelijkheid, gelatenheid, geschenk en genoeg’ zou een welkome aanvulling zijn bij een tweede druk.