De religious turn in internationale betrekkingen

Met de religious turn in internationale betrekkingen, die nauw verbonden is met 9/11, is er meer aandacht gekomen voor de rol van religie in de internationale politiek. Het blijft hierbij vaak bij een analyse van de rol van religieuze actoren en religie als variabele die kan helpen om tot een beter begrip te komen van oorlog, conflict, vrede en samenwerking. In lijn met deze benadering bevat de bundel enkele bijdragen die laten zie hoe de internationale politiek van enkele politieke leiders (Kuyper, Schuman, Hamarskjöld) werd gevoed door hun christelijke overtuigingen.

De kracht van de bundel ligt echter niet zozeer bij de empirische analyse van religieuze actoren in de internationale politiek. Dit boek daagt de discipline uit om die religious turn nog serieuzer te nemen. Het laat zien wat christelijke filosofie, met name het denken van Dooyeweerd, te bieden heeft bij het kritisch reflecteren op de staat van internationale betrekkingen als wetenschappelijke discipline en geeft handvatten voor een normatieve beoordeling van internationale betrekkingen als politieke structuur.

 

Een normatieve benadering van theorie

De studie van internationale betrekkingen heeft christelijke wortels, maar de directe hedendaagse impact van het christelijk politieke denken is beperkt. Patterson stelt dat het denken van het christelijk realisme van Reinhold Niebuhr in geseculariseerde vorm is overgenomen door de English School of International Relations en Walzer’s Just War-theorie. Deze bundel laat zien dat christelijke filosofie internationale betrekkingen nog steeds wel degelijk iets te bieden heeft.

Ten eerste, christelijke filosofie bepleit een normatieve benadering van theorie. Theorieën zijn geen neutrale onderneming, zoals Jonathan Chaplin overtuigend aantoont. Concepten die we gebruiken bepalen wat we wel of niet kunnen zien.

Ten tweede, christelijke filosofie draagt bij aan een beter begrip van religieuze en spirituele kennis. Kennis moet hierbij breder opgevat worden dan ideeën – het gaat ook om rituelen en specifieke praktijken die deze kennis overdragen (Scott Thomas).

Ten derde, hoewel het christelijk realisme van Niebuhr en het neocalvinisme van Dooyeweerd verschillen ten aanzien van hun waardering van de rol van instituties, is een gemene deler dat ze kritisch zijn op machtsrelaties en machtsstructuren. Publieke gerechtigheid is het centrale doel van politieke entiteiten – ook in de internationale politiek.

Met deze kritische houding ten aanzien van macht sluit een christelijk filosofische benadering van internationale betrekkingen beter aan bij critical theory dan bij de mainstream benaderingen, zoals realisme en liberalisme. Een voorbeeld hiervan in de bundel is het hoofdstuk van Lucas Freire waarin hij voortbouwt op de securitiseringstheorie van Barry Buzan, Ole Waever and Jaap de Wilde (1998).

 

Een profetische kritiek

Vervolgens laat de bundel zien hoe christelijke filosofie concrete ontwikkelingen kritisch kan duiden en evalueren als het gaat om internationale veiligheid, globalisering, Europese integratie en ecologie.

Zo legt Beatrice de Graaf het totalitaire, onverzoenlijke karakter en de kwetsbaarheid van het dominante seculiere veiligheidsdenken bloot door deze te contrasteren met een christelijk begrip van het kwaad. Katerine Irene Pettus stelt vervolgens dat dit absolute denken over het kwaad niet voorbehouden is aan seculiere actoren. Ze komt tot een kritische evaluatie van de rol van kerken in de internationale war on drugs.

Sander Luitwieler bepleit in zijn analyse van de Europese Unie als community of peoples, in lijn met het denken van Jonathan Chaplin, dat legitimiteit uiteindelijk van groter belang is dan dwangmacht als het structuurprincipe van politieke systemen.

Ten slotte laat Menno Kamminga zien hoe de ethische kritiek op koolstof commodificatie haar kracht ontleent aan een profetisch discours dat emoties koppelt aan ethische overwegingen om tegenstand te mobiliseren in dit technische dossier.

 

Kortom, deze bundel is een uitnodiging aan christelijke politieke denkers om zich te verhouden tot de wereldpolitiek. Natuurlijk, het is goed om na te denken over debatten binnen christelijke tradities van denken (christelijk realisme vs. neocalvinisme, katholicisme vs. protestantisme), maar het is belangrijk dat christelijke filosofie zich niet opsluit in haar eigen bubbel of de sectie ‘religie‘ bij de International Studies Association. De waarde van christelijke filosofie strekt verder: ze ligt in de rijkdom aan concepten en perspectieven die zowel de gebrokenheid van politieke structuren en menselijk handelen erkennen als normatieve criteria voor hoe het anders moet. Dat is waardevol voor de breedte van de discipline.

Internationale betrekkingen zijn er niet stabieler op geworden. Machtsverhoudingen zijn aan het schuiven, multilaterale instellingen en internationaal recht staan onder druk. Meer dan ooit is het nodig de notie van publieke gerechtigheid in te brengen als profetische kritiek in het publieke domein: Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif.

 

Trineke Palm is postdoctorale onderzoeker aan de Universiteit Utrecht.

 

Naar aanleiding van

Simon Polinder en Govert J. Buijs (red.), Christian Faith, Philosophy & International Relations: The Lamb and the Wolf, Leiden, 2019