“Angst is een grotere drijfveer dan agressie.” In gesprek met dr. Paul Schuurman

Hij geldt als dé kenner in Nederland van het werk van John Locke. Zo redigeerde hij twee handboeken over de Engelse filosoof en zette hij The Digital Locke Project op. Later in zijn loopbaan aan de Erasmus Universiteit Rotterdam stortte hij zich op het thema filosofie en oorlog. Eind 2022 ging universitair hoofddocent geschiedenis van de filosofie Paul Schuurman met pensioen. Soφie interviewde hem op de dag van zijn afscheid.

Vanwaar die omslag van die belangrijke filosoof naar filosofie en oorlog? Wat maakte dat u geïnteresseerd raakte in dit onderwerp?

Die belangstelling is al oud, van voor ik met filosofie begon. Ik vond als scholier de veldslagen van Napoleon al interessant. Meer in het algemeen heb ik me altijd afgevraagd: waarom eigenlijk oorlog? Waarom doen mensen elkaar dat aan? Op eenzelfde manier zou je nieuwsgierig kunnen zijn naar de oorzaken en gevolgen van een pestepidemie, of naar een aidsepidemie. Als je daar mee geconfronteerd wordt, vraag ik me af hoe dat in elkaar zit, hoe het te begrijpen is.

Wat is eigenlijk de relatie tussen filosofie en oorlog? Waarom zou een historicus van de filosofie zoals u zich bezighouden met het thema oorlog?

Eigenlijk heb ik achteraf pas naar die rechtvaardiging gezocht. Ik heb nu eenmaal toevallig zowel filosofie als geschiedenis gestudeerd, dus het is voor mij heel vanzelfsprekend om me op het snijvlak van beide disciplines bezig te houden. Oorlog is dan niet zo’n vreemd thema. Ik heb nagedacht over de vraag hoe je als filosoof kunt rechtvaardigen met oorlog bezig te zijn. Om te beginnen is er zoiets als politieke filosofie. We vinden het niet gek dat filosofen nadenken over politiek. En oorlog is in veel opzichten, zoals Carl von Clausewitz al zei, voortzetting van politiek met andere middelen. Je zou kunnen zeggen dat oorlog in bepaalde opzichten een subsysteem is van het grotere politieke systeem. Als het dus legitiem is je bezig te houden met politieke filosofie, dan is het daarmee ook legitiem om je met oorlog bezig te houden. Vervolgens heb je de wijsgerige antropologie, waar de vragen worden gesteld naar wat een mens is, waarom mensen doen wat ze doen. Ook dan is de vraag: waarom voeren mensen oorlog? En als ze dat doen, hoe? Dat hoort bij dat veld. Verder is er de ethiek, waarin bijvoorbeeld gevraagd wordt of er überhaupt ‘goede’ oorlogen kunnen zijn. Ten slotte is er een soort meta-ethische vraag of het ethisch verantwoord is om je überhaupt met oorlog, zelfs al is het maar de studie van oorlog, bezig te houden. Dat zijn zo wat overwegingen.

Wat betreft politiek en oorlog is het zo dat je politieke doelen kunt hebben en vervolgens kijkt hoe je die doelen kunt bereiken. Een oorlog is vaak te begrijpen in termen van middel om een politiek doel te bereiken. Het ligt voor de hand te zien dat oorlog juist ook buitenlandse politieke doelen kan dienen. Je wilt een stuk land veroveren, of je wilt je juist verdedigen tegen een tegenstander die probeert land van jou in te nemen. Oorlog kan evenzogoed binnenlandse politieke doelen dienen. Zo wordt oorlog vaak gebruikt om interne politieke spanningen te ontladen. Je ziet regelmatig dat als regimes wankelen, zoals bijvoorbeeld de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in 1914, het juist aantrekkelijk wordt een zwakkere buurman aan te vallen en zo de eigen wankele positie te versterken.

U hebt geschreven over onder meer Fénelon, Kant, Clausewitz en Spencer. Wat verbindt deze figuren, behalve het feit dat ze schrijven over hetzelfde thema?

Mijn belangstelling gaat vooral uit naar denkers die zich afvragen hoe ze oorlog kunnen begrijpen. Deze denkers hebben daar alle vier een bijdrage aan geleverd. Ik interesseer me wat minder voor ethische vraagstukken. Het zijn meestal juist die vraagstukken die filosofen in de regel vastpakken als ze zich met oorlog bezighouden. Dan hebben ze het eigenlijk niet over oorlog, maar over vrede. Hoe kun je oorlog voorkomen en vrede bereiken? Dat is heel respectabel, maar ik interesseer me vooral voor de begripsvraag. Hoe zit het fenomeen in elkaar? En deze vier figuren hebben daar op hun eigen manier een bijdrage aan geleverd, daarom schreef ik over hen.

Kant houdt zich ook bezig met vrede, maar om dat goed te kunnen doen analyseert hij het verschijnsel oorlog. Bovendien kent hij, curieus genoeg, aan oorlog een bepaalde functionaliteit toe. Hoewel vrede zijn einddoel is – het gaat om Zum ewigen Friede, dat beroemde traktaat van hem – zie je dat hij wel degelijk oorlog in bepaalde omstandigheden en in een heel bepaalde context een positieve functie toekent. De positieve rol van oorlog ligt voor hem bijvoorbeeld in het verlengde van de plannen van de Voorzienigheid. Kant gebruikt Voorzienigheid steeds op een algemene manier, hij laat open of je dat wilt invullen als goddelijke voorzienigheid of als de natuur. Maar hij heeft het wel degelijk over de plannen, de finale oorzaken van de Voorzienigheid. Als voorbeeld noemt hij dat aan het begin van de mensheid de aarde slechts voor een klein gedeelte bewoond en gecultiveerd is. Op een gegeven moment komen er wat meer mensen, die oorlog gaan voeren met elkaar. De verliezer trekt vervolgens naar elders. Met andere woorden: dankzij oorlog wordt er een voorzienig plan van bevolking over de gehele aarde voltrokken. Op zo’n manier gebruikt Kant de functionaliteit van oorlog.


U leest dit artikel gratis. Geïnteresseerd geraakt?

Neem nu een jaarabonnement op Sophie en ontvang gratis het boek De zeven levens van Abraham Kuyper van Johan Snel!

Het is ook mogelijk om gratis een proefnummer aan te vragen (u ontvangt dan het eerstvolgende nummer).

Een ander voorbeeld, op een andere manier en op een later tijdstip in de geschiedenis. Beschouw twee mogelijkheden: aan de ene kant een model bestaande uit afzonderlijke natiestaten naast elkaar, en aan de andere kant een model waarin je nog maar een grote superstaat hebt. Volgens Kant heeft die laatste optie allerlei bezwaren. Die heeft als gevaar dat het een sterfhuis zou kunnen worden. Een sterfhuis met een grote, centrale, onderdrukkende macht. Het alternatief, staten die met elkaar competeren, heeft als voordeel dat deze staten elkaar kunnen stimuleren om te excelleren. Bovendien heeft het ook positieve binnenlandse politieke effecten, als er op zijn minst een voortdurende dreiging van oorlog is. Als die voortdurende dreiging er is, betekent dat dat de soeverein onderdanen of burgers nodig heeft om zich tegen die externe dreiging teweer te stellen. En omdat in zo’n meerstaten-competitiemodel soevereinen hun onderdanen nodig hebben, zullen ze niet tot uiterste onderdrukking kunnen gaan. In die zin heeft dus alleen al de mogelijkheid van oorlog een matigend effect op de strengheid van een dictatuur. Dat bedoel ik met functionaliteit van de oorlog bij Kant.

Wat opvalt is dat u in uw historische werk graag gebruik maakt van concepten uit de sociale wetenschappen zoals game theory, feedback loops en counterfactuals. Is dit puur ter verheldering of zit er een diepere visie op historisch onderzoek achter?

Wat ik doe zou je kunnen omschrijven als anachronisme met een reden. Of als gematigd anachronisme. Ik denk dat je betrekkelijk nieuwe concepten kunt gebruiken om te snappen wat denkers die lang voor ons leefden probeerden te zeggen. Er is een zekere taaiheid in onze concepten. Die taaiheid zorgt ervoor dat veel zaken die in onze tijd op verbaal niveau expliciet zijn gearticuleerd eigenlijk alleen maar de expliciete verwoording zijn van concepten die al ouder zijn. In zo’n geval denk ik dat het wel degelijk verantwoord is om te kijken hoe zo’n quasi-modern concept dan gebruikt is. Ik keek bijvoorbeeld naar Montesquieu. Van hem zeg ik dat hij concepten systeemtheoretisch gebruikt. Systeemtheorie is pas rond 1930-1940 ontwikkeld door Ludwig von Bertalanffy (1901-1972, Oostenrijkse bioloog, red.). Hij komt met het concept feedback. Wat gebeurt er bij feedback-processen? Een deel van de output dient als input in een systeem. Dat is dus in feite feed back, terugkoppeling. Bij Montesquieu kom je geen enkele Franse term tegen die letterlijk zoiets als feedback betekent. Maar hij gebruikt om te beginnen wel het concept, overdadig naar mijn smaak. Ten tweede zegt hij ergens letterlijk “en op die manier voedde het gevolg de oorzaak”. Hier zit hij dus eigenlijk heel dicht aan tegen een beschrijving van wat feedback is. Montesquieu gebruikte dit om de militaire opkomst en ondergang van het Romeinse Rijk te verklaren. Dat vind ik mooi.

Er is een zekere taaiheid in onze concepten.

Er is al zo lang oorlog, en er zijn zo ontzettend veel overeenkomsten tussen welke moderne oorlogen dan ook, en welke oorlogen in de Oudheid dan ook. Het is heel makkelijk om van de lokale verschillen te abstraheren. Je hebt het feit van een strijd, waarbij vaak alle beschikbare middelen worden ingezet. Omdat het verschijnsel zo universeel is ligt het voor de hand om van die quasi-anachronistische methoden gebruik te maken in de bestudering.

Terug naar het fenomeen oorlog. Waarom voeren mensen eigenlijk oorlog, denkt u als historicus?

Het vervelende is eigenlijk dat er heel goede redenen kunnen zijn om je agressief te gedragen. En dat je voor oorlog geen agressieve doeleinden nodig hebt. Het probleem is eigenlijk speltheoretisch van aard: wie slaat als eerste toe? Je ziet voortdurend dat angst om het slachtoffer van de agressie van de buurman te worden ertoe kan leiden dat je een rationeel motief ziet om als eerste toe te slaan. Dat betekent dat in principe ook met vreedzame buren oorlog, georganiseerd geweld, een optie is. En dat maakt het lastig, het maakt het lastig om het ideaal van een vreedzame wereld ooit te bereiken. Het maakt ook dat oorlog dus vrij universeel is. Angst is een grotere drijfveer dan agressie, het is net iets dieper.

Bij de Verenigde Naties in New York staat het beroemde beeld van kunstenaar Evgeny Vuchetich – nota bene een gift van de Sovjet-Unie. Het beeldt een vers uit het Bijbelboek Jesaja uit: zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen. Zal dit ideaal van algehele wereldvrede ooit bereikt worden?

Zolang we meer dan één politieke entiteit hebben op deze wereld, zal oorlog tot een mogelijkheid blijven behoren, helaas. Ik zie niet snel in hoe we dat kunnen veranderen. We hebben sinds de Tweede Wereldoorlog geen oorlogen meer gehad tussen de landen die samen de Europese Unie vormen. Maar de garanties zijn niet waterdicht. We zagen bijvoorbeeld nog wel een proxi-oorlog tussen Griekenland en Turkije, landen die tot de NAVO behoren. Zelfs daar zie je dus dat lid zijn van dezelfde alliantie geen waterdichte garantie biedt.

Is er eigenlijk een relatie tussen vooruitgang en de frequentie van oorlogen? Worden we als mensheid wat dat betreft steeds irenischer of juist niet?

Eerst even over de feiten van afnemend oorlogsgeweld als verschijnsel. Er is een beroemd boek van Steven Pinker, The Better Angels of Our Nature. Daarin wordt met uitbundig statistisch materiaal aangetoond dat oorlog op z’n retour is. Het interessante van Pinkers verhaal is dat dit op verschillende tijdschalen het geval is. De langste tijdschaal is er een van een aantal millennia. Daarin zie je dat de overgang van een jager-verzamelaarscultuur naar de eerste rijken van de Egyptenaren, Sumiriërs en Babyloniërs, dus eigenlijk de overgang van nog geen staat naar wel een staat, betekende dat daar minder mensen door oorlog doodgingen. De meest dodelijke toestand was die van de jager-verzamelaars. Je ziet dan endemische, chronische oorlogsvoering. Op grond van analyse van botresten en van de zeldzame hunter-gatherer societies die we nu nog hebben, kom je dan tot een werkelijk krankzinnig hoog percentage van tegen de twintig procent van de mensen die een gewelddadige dood sterven. Zodra dan de eerste staatkundige eenheden ontstaan, zakt dat tot een nog altijd fors percentage van vijf procent. Zo zijn er een aantal fases. Inmiddels zitten we wat betreft slachtoffers van oorlogen wereldwijd ver onder de één procent. In die zin is er hoop.

Wat zegt het idee van een rechtvaardige oorlog u? Bestaat er zoiets?

Ik zou haast zeggen: het probleem is dat ik er wel iets mee kan, maar dat de betreffende partijen er vaak niets mee deden of doen. Ik denk dat de grootste staatslieden bijna altijd opvoeders zijn van hun volk. Als die politici, geïnspireerd door ideeën van vrede of van beperkte oorlogsvoering, hun gezag kunnen gebruiken om zich te matigen, dan maakt dat wel een verschil. Je ziet dat er figuren zijn zoals Napoleon, die natuurlijk wel een doorgewinterde veroveraar was, die zich toch te goed voelden voor bepaalde zaken. Dus ik geloof wel dat bepaalde waarden oorlogsmisdaden kunnen beperken.

Pascal doet in zijn Gedachten de uitspraak dat de mens noch een engel noch een beest is (en dat wie er een engel van wil maken er een beest van maakt). Van die twee uitersten is nooit sprake. Hoe kijkt u tegen de mens aan in het licht van uw oorlog-onderzoek?

Dat vind ik wel een mooie uitspraak. Wat je kunt zien als je dit op oorlog toepast, is dat oorlog plaats biedt aan zowel de grootste duivels als aan de grootste engelen. Dat is overigens ook wat oorlog fascinerend maakt, die enorme contrasten. Ik denk hier ook even aan mensen die met gevaar voor eigen leven onderduikers hebben geholpen. Die mensen zouden bij voortgezette vrede niet tot dergelijke morele hoogten zijn gestegen.

Over de Sovjet-Unie gesproken: wat is volgens u de rationale van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne? Wat gaat er schuil achter al Vladimir Poetins retoriek? Gaat het daadwerkelijk om denazificatie?

Ik denk dat er bij Poetin vooral sprake is van frustratie en nostalgie. Terugverlangen naar de tijd dat er nog een groot Sovjetrijk was, terugverlangen naar de tijd dat er nog een groot Tsarenrijk was. Ik heb begrepen dat Poetin zich in verschillende redevoeringen heeft vergeleken met tsaar Peter de Grote. Waar hij nu mee bezig is zou je kunnen omschrijven als boosaardige romantiek. Verder is het natuurlijk heel vreemd – we hadden gedacht dat we voorbij het stadium waren waarin twee westerse landen elkaar nog naar de keel zouden grijpen, of het ene land het andere zou binnenvallen. En toch is dat nu gebeurd. Die romantische regressie van Poetin is in die zin een goede verklaring; hij grijpt terug op de tijd waarin oorlog nog wel een geaccepteerd politiek middel was.

Ik geloof wel dat bepaalde waarden oorlogsmisdaden kunnen beperken.

Wat vooral opvalt, is wat er niet gebeurt. De laatste grote oorlog die is uitgevochten op het huidige terrein van Oekraïne was de Tweede Wereldoorlog. Wat je daarin zag was een heel mobiele oorlogsvoering. Het terrein leent zich er ook voor, het gaat om grote vlaktes waar je goed met tanks doorheen kunt rollen. Wat de Duitsers deden in het eerste jaar van de oorlog tot aan Stalingrad, was een zeer mobiele oorlogsvoering. Omsingelingsveldslagen waarbij per keer honderdduizenden mensen krijgsgevangen werden genomen. Overigens, toen vanaf 1943 de Russen de overhand kregen, zag je dit zich in iets mindere mate in spiegelbeeld opnieuw afspelen. Dat zie je nu helemaal niet. De oorlog nu is kennelijk veranderd, het is geen Tweede Wereldoorlog meer die wordt hervochten, het lijkt meer op de Eerste Wereldoorlog. Ze zitten vast! Dat vind ik dan fascinerend. Gegeven de stand van de techniek zie je enorme verschillen. Tanks worden nu door drones en raketten kapot geschoten. Wat je nu dus ziet zijn eigenlijk partijen die in de loopgraven gaan zitten en elkaar met raketten bestoken. Het blijft overigens allemaal gruwelijk, daar niet van. In de Eerste Wereldoorlog had je ook loopgraven en begon iedere poging om daaruit te komen en de loopgraven van de tegenstander in te nemen met een artillerieduel. Dat zien we nu ook, en dan steeds opnieuw, opnieuw en opnieuw. Want uit de loopgraven komen en massaal met bajonetcharges je het gebied van de tegenstander eigen maken zie je vervolgens niet. Wat ook belangrijk is, is dat de oorlog maar door gaat en er maar heel weinig krijgsgevangenen worden gemaakt. Er worden maar heel weinig eenheden van de tegenstander omsingeld. Dat betekent dat geen van beide partijen ontzettend veel in handen heeft om te winnen. Clausewitz zei al dat je een oorlog niet wint door stukken terrein in te nemen. Je wint een oorlog door de strijdkrachten van je tegenstander te vernietigen, onschadelijk te maken, krijgsgevangenen te maken. Dat zie je nu nauwelijks. We zagen de heldhaftige strijd op Mariopol, waarbij de Russen in ieder geval honderden Oekraïners krijgsgevangen hebben gemaakt. Maar je ziet niets op een schaal van tiendduizenden krijgsgevangenen, en al helemaal niets op een schaal van honderdduizenden. Dat verschil met de Tweede Wereldoorlog treft mij.

Mijn gok is dat de steun die het Westen nu geeft, niet onbeperkt door zal gaan. We zijn nogal kort van memorie.

Het is de verdienste van Clausewitz om te hebben ontdekt hoe belangrijk het moreel van een land en zijn leger en politici is. Clausewitz had daar aandacht voor, was een romantisch denker. Niet romantisch zoals we dat bij Poetin zien, maar in die zin dat hij oog heeft voor het moreel van troepen. Hij begreep ook dat het niet alleen gaat om brute, kwantitatieve kracht. Ik denk dat Volodymyr Zelensky dat ook heel goed begrepen heeft. Bij Zelensky moet ik denken aan een leider die ik erg bewonder: Winston Churchill. Hij heeft Engeland door het vreselijk moeilijke eerste oorlogsjaar weten te leiden, waarin het zich op z’n eentje staand tegen de complete nazioorlogsmachine moest verdedigen. Churchill bemoeide zich inhoudelijk met de oorlogsvoering, en voor zover hij dat deed waren zijn keuzen lang niet altijd even gelukkig. Maar hij wist zijn volk te inspireren en te laten volhouden. Dat is ook wat de Oekraïners nu nodig hebben, en wat ze krijgen van Zelensky. Ik kan ze niet anders toewensen dan dat, hoewel ik ze natuurlijk het meest een vrij en vreedzaam Oekraïne toewens. Een Oekraïne dat in zijn geheel zijn internationaal erkende grenzen terugkrijgt, een Oekraïne dat de Donbas en de Krim terugkrijgt.

Als u in uw glazen bol kijkt, wie zal er in deze oorlog zegevieren?

Het gaat om zulke complexe processen dat het niet te voorspellen is. Mijn gok is dat de Oekraïners nog wel wat, maar niet alles terug zullen weten te veroveren. Mijn gok zou zijn dat Poetin niet zonder meer ten val komt, maar op den duur wel afdruipt met minder dan de volledige winst. Mijn gok is ook dat de steun die het Westen nu geeft, niet onbeperkt door zal gaan. We zijn nogal kort van memorie, onze aandachtboog is nogal klein. Op een gegeven moment gaat dit ons vervelen, vinden we de gevolgen van dure energie te ernstig en zullen we de Oekraïners onder druk gaan zetten om met minder dan de bevrijding van hun volledige land genoegen te nemen.