Calvijn geldt als de door economen meest geciteerde theoloog. Dit was althans het geval toen het vak ‘Geschiedenis van het economisch denken’ nog steevast onderdeel was van het universitaire lesprogramma. Maar voor wie door Calvijn zijn ‘gegrepen’ staat Calvijn voor iets veel groters: hij is een gids voor universeel denken, voor een wereldbeschouwing die plaats biedt aan een diversiteit aan uitwerkingen op velerlei terrein. In de actuele problematiek van de economie, die voortdurend in complexiteit toeneemt, is er volgens Roelf Haan daarom extra reden om opnieuw aandacht te vragen voor Calvijn.
Die pretentie van een algemene wereldbeschouwing te zijn heeft – indringender nog dan Calvijn, die wist hoe wij soms in raadselen kijken – ook het gangbare economische denken. “Economie is de moedertaal van de politiek, de taal van de publieke ruimte, de mindset die de samenleving haar vorm geeft” (Raworth, 6). De master story in onze tijd, zegt Flora Michaels, is die van de heersende economie: “Economische geloofsartikelen, waarden en veronderstellingen bepalen de vorm waarin wij denken, voelen en handelen”; het is de moderne levensbeschouwing. Flora Michaels is de auteur van het bekroonde boek Monoculture: how one story is changing everything. De economie geeft één antwoord op drie fundamentele vragen: Wie zijn wij? – Hoe ziet de wereld eruit? – Hoe vindt de interactie plaats tussen ons en de wereld?
Dit over ons heersende denken is zo diep verankerd in ons brein, dat we, zelfs als we er kritiek op leveren, dat doen met de wapens van de tegenstander zelf,waardoor we het dus verliezen. Waar bijvoorbeeld het debat wordt gevoerd in termen van links en rechts zien we dit steeds gebeuren. Wat economie is, is een filosofische en vakwetenschappelijke vraag waarover bijna niemand meer nadenkt, omdat het antwoord tot een algemeen maatschappelijk vooroordeel is geworden. Sterker nog, er is sprake van een wereldbeschouwing, volgens welke de wereld een markt is, en mensen zich tot elkaar verhouden als anoniem, competitief en ‘transactioneel’, een wereld van middelen zonder doelstelling buiten de economische ‘groei’. De economische catechismus is het moderne textbook. Het meest invloedrijke leerboek in de zestig jaren na 1948 heette eenvoudig Economie. De auteur, Paul Samuelson (1915-2009), was ook de uitvinder ervan. Hij schreef ooit: “Ik vind het niet van belang wie de wetten schrijft voor de natie (…), zolang ik maar haar economische tekstboeken schrijf”.
Calvijns denken en de moderne economie zijn dus beide alomvattende visies. Kunnen we volstaan met te zeggen: maar Calvijn is verleden tijd, en de economie is nu eenmaal actueel? Mijn voorstel is dat we met de blikrichting van Calvijn opnieuw kijken naar de economie, en ons dezelfde drie vragen stellen: wie zijn wij? – in wat voor wereld leven wij? – welke attitude nemen wij daarin aan?
Calvijn en het beeld van Calvijn
Wat heeft Calvijn bij te dragen aan het actuele economische denken? Moeten we daarvoor niet zijn bij iemand als Adam Smith? Of bij moderne economen, zoals de Nobelprijswinnaars in de economie? Natuurlijk, iedereen kent Calvijn als degene die ‘iets te maken zou hebben gehad met het ontstaan van het kapitalisme’; de een prijst hem daarvoor, de ander niet. Maar hij staat er verder (ook) niet zo goed op. Als iemand ons Nederlanders wil beschrijven als miezerig, kniezerig of op andere manier onsympathiek, dan valt het woord ‘calvinist’! Calvijn – dat moet een zure angstige man geweest zijn, een Prinzipienreiter die in Genève een theocratie (lees: dictatuur van dominees) wilde vestigen, een ketterjager. Hij kon in Gods boekhouding kijken om nauwkeurig vast te stellen wie uitverkoren zijn en wie voor eeuwig verloren. Een vreugdeloze man, een moralist, een vijand van muziek en theater. Een vrouwenhater bovendien. De Nederlandse journalistiek denkt voornamelijk aan hem alsof hij verantwoordelijk zou zijn voor ‘één koekje bij de thee’.
Maar als je echt kennisneemt van wat Calvijn heeft gezegd, geschreven en gedaan, en wat zijn historische betekenis is geweest in het turbulente Europa van de zestiende eeuw, dan vraag je je af: hoe kan de publieke opinie van eeuwen later hem hebben veranderd in niet minder dan de tegenpool van wie hij werkelijk was. Toch is die verklaring niet zo moeilijk. Van protestanten wordt nu eenmaal gedacht dat zij veel gemeen hebben met het kapitalisme. In het tv-programma Achter de dijken (NCRV/KRO, 2017), dat ging over hoe Nederland gestempeld is door het calvinisme, kwamen alle gebruikelijke clichés weer eens langs. De grote gangmakers van het protestantisme zijn natuurlijk Luther en Calvijn, en als we het over Nederland hebben, gaat het niet zozeer over Luther, dus over Calvijn. Al die kenmerken van de kapitalistische cultuur, zoals zuinigheid, ascetisme zelfs, vrouwonvriendelijkheid, hiërarchisch en mechanisch denken, leven vanuit allerlei opgelegde plichten, moralisme, een mensbeeld van onmacht, en cultuurvijandigheid worden dus mede aan het protestantisme in rekening gebracht, en daarmee aan degene die wordt aangezien als de hoofdschuldige van dat alles, namelijk Calvijn. Was hij immers niet rechtstreeks aansprakelijk voor het ontstaan van dat kapitalisme, als zijnde de man die het ‘renteverbod heeft opgeheven’? (Zie hierover Haan 2016).
Deze redeneringen komen natuurlijk niet volkomen uit de lucht vallen. Er is ontegenzeglijk een calvinisme dat in meerdere of mindere mate overeenkomt met het geschetste beeld. Meestal moet de grote socioloog Max Weber (1864-1920) hierbij als getuige dienen met zijn invloedrijke studie over De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme (1904/1905). Maar dit was geen onderzoek naar Calvijn; het waren de Engelse puriteinen die model stonden voor de zgn. ‘protestantse ethiek’. Van hen maakte Weber zijn studie en van hun interpretatie van Calvijns denken volgens de puriteinse ideologie. Nu kwamen zij wel degelijk voort uit de calvinistische reformatie. In die zin waren zij calvinisten. Maar calvinisten en Calvijn: dat is niet hetzelfde. Weber zelf maakt in zijn boek hierover een opmerking die doorgaans vergeten wordt: “Met nadruk moet ik zeggen dat we niet de persoonlijke inzichten van Calvijn bestuderen, maar het calvinisme, en wel in de vorm waarin het zich had ontwikkeld tegen het eind van de zestiende en in de zeventiende eeuw in de grote gebieden waarin het beslissende invloed had en die tegelijkertijd de thuisbasis waren van de kapitalistische cultuur (which were at the same time the home of capitalist culture)” (Dommen & Bratt, viii).
Weber voert aan dat de puriteinen in rijkdom en succesvol ondernemen een bewijs zagen van Gods zegen en derhalve van hun uitverkiezing volgens de leer van de predestinatie. Dit is op geen enkele wijze wat Calvijn heeft geleerd, en evenmin hoe de calvinistische kerk in de Zeven Provinciën in de begintijd daarover heeft gedacht. Want het is gewoon een feit dat God zijn zon laat schijnen over slechten en goeden, en dat hij het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Zelfs ds. Godfried Udemans (1582-1642), predikant te Zierikzee, die toch geldt als een van de grondleggers van de het puritanisme in Nederland, merkt op dat “op deze aarde de goddelozen gewoonlijk de vetste soep kunnen oplepelen” (Beins, 40). Rijkdom kan op geen enkele wijze gelden als teken van een hemelse ‘predestinatie’. In de zestiende en vroege zeventiende eeuw was in de calvinistische kerk van de Republiek van de Nederlanden de opvatting over rijkdom en het doel van beroepsarbeid zeker niet als een ‘ethiek van het kapitalisme’ aan te merken (Beins, 71). Het denken bewoog zich aanvankelijk inderdaad in de lijn van Calvijn zelf. Rijkdom is niet per se verkeerd, maar daarin kan nooit de bedoeling liggen van het mensenleven. Het streven naar rijkdom daarentegen, zeggen de Nederlandse theologen, “getuigt van laakbare lichtzinnigheid, van gebrek aan Godsvertrouwen en van vloekwaardige arrogantie” (Beins, 41).
Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.