In dit nummer staat de Amerikaanse filosoof Nicholas Wolterstorff centraal. Hij is bekend van zijn boeken over gerechtigheid. Wie is hij? We laten het hem zelf vertellen.
Het schrijven van een autobiografie gaat bij mij niet vanzelf. Ik groeide op in een gemeenschap van gereformeerde immigranten uit Nederland die waren neergestreken in een klein plaatsje in het zuidwesten van Minnesota. De levenshouding van deze Nederlandse gereformeerde mensen was er een van vooral geen aandacht op zichzelf vestigen, overal bescheiden in zijn, nooit pochen of snoeven, nooit de loftrompet steken over eigen prestaties. Als je iets goed had gedaan, dan liet je dat door anderen zeggen, je zei het nooit zelf. De houding in Minnesota was er een van alles afzwakken. Als iemand je een compliment gaf voor iets wat je prima had gedaan, dan zei je ‘bedankt’ en daar liet je het bij, of je zei ‘ach, misschien niet slecht’. Als een medeleerling vroeg hoe je rapportcijfers waren en je had allemaal achten en negens, dan zei je ‘kon slechter’. Uiteraard was het uit den boze om te liegen. Als het in werkelijkheid nooit slechter was, omdat je altijd achten en negens haalde, dan zei je ‘weleens slechter gezien’. Een autobiografie voelt dan ook verkeerd, te zelfbewust, ongepast, alsof je voor iedereen te kijk staat. Maar ik zal mijn best doen.
De kern van Kuypers neocalvinisme
In de gemeenschap van gereformeerde, Nederlandse immigranten waar ik opgroeide, heerste veel armoede. Het was geen schrijnende armoede, maar er was vrijwel geen gezin dat het breed had. Er waren geen standsverschillen; iedereen behandelde elkaar als gelijke. Zou iemand de neiging krijgen te pronken met een zekere welstand, dan zou de gemeenschap hem luid en duidelijk terugfluiten. Veel later kwam ik in aanraking met de theorie van Max Weber dat de oorsprong van het kapitalisme is gelegen in het gedachtegoed van de vroege calvinisten. De calvinisten, zei Weber, beschouwden financiële voorspoed als een teken van Gods goedgunstigheid. De houding van mijn vader was precies het tegenovergestelde. Wanneer iemand uit de gemeenschap bezittingen van enige betekenis verzameld had, ging mijn vader er automatisch van uit dat die niet te danken waren aan Gods goedgunstigheid maar eerder aan een dubieuze handel en wandel.
Achter Webers interpretatie van het vroege calvinisme school de gedachte dat de ‘dubbelepredestinatieleer’ de spil was van dit gedachtegoed. Financiële voorspoed werd gezien, dacht Weber, als een teken dat men tot de uitverkorenen behoorde. Ik durf wel te beweren dat dubbele predestinatie cruciaal was voor het gereformeerde denken van het zeventiende-eeuwse Nederland. Maar ik herinner me totaal niet dat het bij ons werd gepredikt of onderwezen. Het was eerder iets waarmee we als jonge catechisanten de predikanten konden jennen. Het onderwerp maakte onze predikanten ongedurig en afwerend, wat voor ons weer aanleiding was om hen nog wat meer te stangen. Het beeld dat ik van God kreeg was helemaal niet dat van een willekeurige heerser; integendeel, het was een koninklijk en ontzagwekkend beeld.
Dubbele predestinatie
Als dubbele predestinatie geen prominente plaats had in het calvinisme waarmee ik ben grootgebracht, wat dan wel?
Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.