Geloof en wetenschap kan soms best een abstract gespreksonderwerp zijn. Een onderwerp ook van ‘verhitte hoofden en koude harten’. Dat hoeft echter niet. Er zijn heel veel wetenschappers die leven en werken vanuit de verbinding tussen geloof en wetenschap en daar ook vreugde en inspiratie aan beleven.[i] Voor weer anderen is het vraagstuk geloof en wetenschap een zoektocht of een ontdekkingsreis. Tot die laatste groep behoort Simon Polinder zelf. Hij neemt u mee op zijn reis aan de hand van zijn promotieonderzoek.
Terugkijkend zie ik hoe inzake geloof en wetenschap steeds meer puzzelstukjes op hun plek vielen. Natuurlijk heeft een terugblik altijd de neiging om een ideaalplaatje te worden. In het gewone leven loopt het meestal warrig en rommelig door elkaar. Maar juist door terug te kijken zie je hoezeer een weg vinden in geloof en wetenschap bepaald wordt door veel zaken die je niet in de hand hebt of, anders gezegd, een kwestie is van dingen die op je pad kwamen of gebracht werden.
Kerk, school en gezin
Laat ik beginnen met de omgeving waar ik opgroeide. Dat was het Veluwse dorp Garderen. Dat dorp bestond voor mij als kind uit een school (met de bijbel), een hervormde kerk, en een kleinere gereformeerde kerk. Op de school zaten kinderen uit beide kerken en ook kinderen die niet naar de kerk gingen. In de hervormde kerk zag ik juffen, meesters en andere kinderen uit de klas, maar ook heel veel kinderen niet. Het gebeurde regelmatig dat ik het met vriendjes had over God, de bijbel en geloof. Het was daardoor voor mij van jongs af aan duidelijk dat christen-zijn niet vanzelfsprekend was.
De religieuze sfeer waar ik in opgroeide was er een waarin mijn beeld van God gekleurd werd door verhevenheid, alomtegenwoordigheid, ontzagwekkendheid, soms ook van mysterie. Ik denk dat dat er ook voor gezorgd heeft dat ik met de ethicus Gustafson de geloofsrelatie eerder als een van piëteit, eerbied, dan van vertrouwen zou noemen. Toen ik onlangs door Garderen langs de kerk reed viel mij ook op hoe groot en hoog de kerk eigenlijk is. Het ligt ook op een verhoging, en dat terwijl Garderen als dorp ook al op een verhoging ligt. Mij werd als kind verteld dat de bovenkant van de toren van Barneveld de voet van de toren van Garderen had als hoogte. Waarom noem ik dat? Omdat het fysieke opgaan en de hoge gewelven van het gebouw ook een uitdrukking zijn van de beleving die ik had van God en de hemelse dingen. God is in de hemel en wij zijn op de aarde. Gods gedachten zijn niet onze gedachten
In de kerk van Garderen bevond zich ook een grote ingemetselde steen en een predikantenbord. Naar die herdenkingssteen heb ik als kind uren zitten kijken, want het had gotische letters en ik vroeg mij af: wat betekent het? Het was een gedenksteen voor de eerste pastoor van Garderen die overging naar de Reformatie. Dat in combinatie met de lange lijst aan predikanten op het bord, gaf het gevoel dat je in een lange traditie stond, die verder ging dan die van de Reformatie. Op deze voormalige heidegronden waren mensen soms uren onderweg om in de kerk God te zoeken en dat gaat tot op de dag van vandaag door. Blijkbaar was en is daar iets van waarde te vinden.
U leest dit artikel gratis. Geïnteresseerd geraakt?
Neem nu een jaarabonnement op Sophie of probeer eerst een proefabonnement!
Tijdens de preken ging het zelden over geloof en wetenschap. Af en toe was er wel een predikant die zich uitliet over evolutietheorie. Dat was dan vaak in de sfeer van: de wetenschap is hoogmoedig en wil van het Woord van God en God zelf niet weten. Tegelijkertijd kon de wereld en de werkelijkheid beschreven worden als een heerlijke, schone schepping die de rijkdom en wijsheid van God tot uitdrukking bracht. Wat vaak centraal stond was de ziel. Hoe sta je als individueel mens tegenover God en zijn aanbod met hem voor eeuwig gelukkig te zijn? Er is veel kwaad en zonde waar we als mens deel aan hebben of de oorzaak van zijn. Dat vraagt om genade en vergeving. Wil je erop vertrouwen dat Gods genade ervoor zorgt dat je als zondaar toch ook een heilige bent? Ben je bereid je gehele leven aan God te geven? Dit was ook de sfeer bij ons thuis in het gezin. Het leven hier stond nadrukkelijk in het licht van de eeuwigheid.
Op de basisschool ging het eveneens nauwelijks over geloof en wetenschap. De sfeer op de basisschool was christelijk: er werd gebeden, gezongen, Bijbelverhalen verteld en de christelijke feestdagen werden gevierd. De cultuur was christelijk en zowel geloof als wetenschap waren daarin ingebed.
Waarom vertel ik dit allemaal? Omdat deze leefwereld er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat ik later bepaalde accenten ben gaan waarderen. Maar ook om te laten zien hoe mijn kijk op geloof en wetenschap een biografische component heeft. Tot die biografie zul je je moeten verhouden. Het kan zijn dat je baalt van je opvoeding en de ‘ballast’ die het je heeft opgeleverd. Het kan ook dat je helemaal niet religieus of christelijk bent opgevoed of je had graag gezien dat het anders was gegaan en gedaan. Volwassen worden betekent verantwoordelijkheid nemen voor wat je is aangereikt en je daartoe verhouden. Daarom is het goed om eens na te gaan wat je op dit punt is aangereikt en wat je voornemens bent er mee te gaan doen. Ik vertel dit ook om te laten zien dat we geen atomistische individuen zijn met een verzameling aan ideeën, maar mensen van vlees en bloed die onderdeel zijn van sociale praktijken die ons vormen en die wij op ons beurt vormen.
Terugblikkend zie dat ik dat er hierdoor vanuit mijn vroege jeugd de volgende indrukken zijn bijgebleven:
- Mensen staat in een traditie. We beginnen niet pas vandaag en zijn met tal van anderen verweven.
- De mens is een beperkt wezen, zowel moreel als cognitief.
- Mens is zowel zondaar als heilige.
- God is verheven en verdient onze eerbied.
- Geloof en wetenschap zijn relatief gescheiden gebieden, maar wel binnen de bedding van een christelijke cultuur.
Filosofie als een nieuw speelveld
Ik zat op een middelbare school waar mijn vader docent godsdienst en filosofie was. Daar ontdekte ik dat er een vak is naast godsdienst waar je over de grote vragen van het leven kunt nadenken, namelijk filosofie. Natuurlijk was dat op onze school ingebed in de christelijke traditie, maar toch opende er zich een domein van nadenken en thema’s over de mens, kennis, goed handelen waar ik mij bij thuis voelde. Kortom, een nieuw speelveld diende zich aan. Een van de dingen die ik daarnaast heel concreet leerde was het nadenken over vooronderstellingen. De docent zette dan een stelling op het bord en de vraag aan ons was dan: waar gaat deze stelling van uit? Welke vooronderstellingen bevat deze stelling? Dat was een prachtige oefening. Het is denk ik een van de basisinstrumenten van een filosoof dat je teruggaat naar de vooronderstellingen. Dat kan natuurlijk een debat frustreren, omdat je altijd eerst teruggaat naar de vooronderstellingen, maar het leert je ook precies fileren wat er in bepaalde discussies speelt en aan de hand is.
Waar is je ziel op gericht?
Terugblikkend, in deze periode ontdekte ik:
- De filosofie als een nieuw speelveld voor de grote en existentiële vragen.
- Het belang van vooronderstellingen.
Geloof als overgave
Tijdens mijn studententijd bleef de vraag geloof en wetenschap aanvankelijk nog abstract. Wel was ik veel met het geloof bezig. Heel concreet vroeg ik mij af hoe ik aan de universiteit mijzelf zou noemen. Ben ik christen en zo ja, wat betekent dat dan? Dat wat mij in de kerk en thuis verteld werd prikkelde mijn verlangen. Ik wilde bij die wereld van God horen. Uiteindelijk was het de liefde van Christus en voor Christus die ervoor zorgde dat ik zelf ook een gelovige werd en belijdenis deed van het geloof. Mede daardoor was ik veel met de bijbel en met theologie bezig. Ik wilde alles zoveel mogelijk vanuit het geloof en vanuit theologie doordenken. Theologie gaat immers over de uiteindelijke vragen!
Dit persoonlijke moment van overgave aan God deel ik, omdat het laat zien dat het vraagstuk van geloof en wetenschap niet een intellectuele exercitie is of een manier van denken die je op de rit moet krijgen, maar ook alles te maken heeft met je mens-zijn. Hoe verhoud je je tot het hogere, tot God. Waar is je ziel op gericht?
Bepalende gebeurtenissen
Toen gebeurde er drie dingen.
- Ik was parkeerwachter in een parkeergarage in het centrum van Amsterdam. In gesprek met mijn collega met een, naar ik meen, islamitische achtergrond, legde ik uit dat ik vond dat je in de politiek de tien geboden als uitgangspunt moest nemen voor de wetgeving. Ik herinner mij nog de verbijstering van de jongen. Hoe kon je zo denken? Jouw God is toch niet mijn God? Dan kun je mij toch niet verplichten om daaraan te gehoorzamen? Ik voelde dat ik de taal en instrumenten miste om te zeggen wat ik wilde. Of beter gezegd, ik had iets nodig om van mijn levensbeschouwelijke of theologische taal de oversteek te kunnen maken naar sociale en politieke vragen.
- Tijdens een vak aan de universiteit gaf ik een presentatie waarin Reinhold Niebuhr voorbij kwam. De docent van het vak vroeg mij of ik geïnteresseerd was over Niebuhr een scriptie te schrijven. Niebuhr is een theoloog die zich na de eerste wereldoorlog actief bezig was gaan houden met sociale en politieke vraagstukken. Hij is met zijn denken heel invloedrijk geworden. President Obama noemde hem zelfs zijn favoriete filosoof.[ii] Wat deed deze Niebuhr? Als theoloog ging hij nadenken over sociale en politieke vraagstukken. Hij deed dat in een overwegend christelijk Amerika, dus hij kon ook theologische of christelijke taal gebruiken. Niebuhr slaagde er echter ook in om voor een breder publiek aansprekend te zijn door de scherpte en diepte en het profetische van zijn analyse. Ik leerde dus dat je moet proberen je levensbeschouwelijke overtuigingen te vertalen voor seculier publiek. Niebuhr hielp mij met de verlegenheid die ik ervoer als parkeerwachter.
Ondertussen raakte ik ook geïnspireerd door de theologie van Niebuhr, omdat hij bepaalde accenten aanreikte die resoneerden met mijn jeugd: de verhevenheid van God, de beperktheid van de mens, de mens als heilige en zondaar. Ik leerde echter ook dat je de wereld van het geloof moet onderscheiden, wat iets anders is dan het scheiden van de wereld van de politiek of wetenschap. Je kunt niet wat geldt in de ene sfeer zomaar in de andere sfeer toepassen. - Ik volgde een vak bij professor Geertsema over schepping en evolutie. Daar leerde ik een onderscheid dat voor mij tot op de dag van vandaag veel heeft betekend. Geertsema liet zien dat in veel discussie over geloof en wetenschap er verschillende niveaus moeten worden onderscheiden: wereldbeschouwing, filosofie en wetenschap.
Wereldbeschouwing gaat over hoe je de wereld beschouwt. Dat zijn vaak een aantal centrale ideeën, zoals: is de wereld en zijn mensen in wezen goed of slecht? Leven we met een doel en zo ja, wat is dat doel dan? Maar het zijn niet alleen cognitieve zaken, het gaat ook om zaken die je met een bepaalde diepgang gelooft en vertrouwt. Je wilt ook dat ze waar zijn en je stelt je vertrouwen erop. Als op een gegeven ogenblik je ideeën niet meer matchen met je leven, gaan deze ook schuiven en wringen, want de meeste mensen proberen incongruentie te overkomen. Mensen leven dus ook hun wereldbeschouwing, hoewel voor veel mensen deze wereldbeschouwing niet altijd expliciet en gearticuleerd is. Mijn verhaal van christen worden was enerzijds een cognitieve beweging, maar ook een keuze om je ergens aan toe te vertrouwen, om ergens vanuit te gaan leven. Een levensbeschouwing hebben en uitleven is allerminst saai. Integendeel, het is uitdagend.
Vervolgens heb je het niveau van filosofie. Het stelt zich vragen over hoe de wereld is. Wat weten we van de werkelijkheid? Wat kunnen we weten en hoe weten we? Hoe zien we wetenschap? Het derde niveau is het niveau van de (vak)wetenschappen. Deze hebben vaak ook een wetenschapsfilosofie, maar daar wordt niet altijd actief iets mee gedaan.
Tussen de verschillende niveaus treedt interactie op. Dit betekent dus dat filosofie consequenties kan hebben voor je wereldbeschouwing. Maar ook andersom. Idem dito kan filosofie invloed hebben hoe je naar wetenschap kijkt en bepaalde resultaten interpreteert. Geertsema liet ons bijvoorbeeld zien dat veel mensen evolutietheorie niet alleen als wetenschappelijke theorie zien, maar daardoor ook hun wereldbeschouwing laten bepalen. Dan wordt het echter evolutionisme en dan laat je de evolutietheorie als wetenschappelijke theorie laat bepalen hoe je wereldbeschouwelijk moet kijken. Een ander mooi voorbeeld is het onderzoek van cardioloog Pim van Lommel naar bijna-doodervaringen. Hij beschrijft dat de materialistische natuurwetenschap zich uit angst verzette tegen zijn conclusies, want ze zijn bang
“[…] dat ze het hun hele leven fout hebben gehad. Het valt buiten hun denkkader dat het bewustzijn losstaat van het lichaam en dat er geen begin of einde aan is. Geven ze dat toe, dan wordt hun hele wereldbeeld op zijn kop gezet. De mens, en zeker de
wetenschapper, wil graag vasthouden aan dogma’s en concepten. Wat hem houvast
in het bestaan geeft, wil hij absoluut niet kwijt.”[iii]
De inzichten die ik tijdens mijn studententijd opdeed zijn de volgende.
- Om de vanuit geloofstaal naar de wetenschap of de politiek te gaan heb je tussentaal nodig.
- Theologie kan relevantie hebben voor de wetenschap, maar dat vraagt wel om vertaling die door anderen begrepen wordt.
- In discussies over geloof en wetenschap dient onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende niveaus: levensbeschouwelijk, filosofisch en wetenschappelijk.
Integratie van geleerde lessen in mijn proefschrift
Veel van bovenstaande inzichten hebben mij geholpen bij het schrijven van mijn proefschrift. Sterker nog, veel noties hebben direct een plek gekregen in mijn proefschrift.[iv] In mijn proefschrift beschrijf ik de rol van religie in de wereld. Dat gaat over de vraag wat het betekent dat president Biden katholiek is of dat voormalig bondskanselier Merkel luthers is. Het antwoord is dat hun wereldbeschouwing invloed heeft op wat ze doen. Maar mijn proefschrift gaat ook over de vraag wat voor invloed de Russisch-Orthodoxe kerk heeft op de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Wat voor invloed hebben al die religieuze geïnspireerde civil society organisaties op klimaatvraagstukken, vredesonderhandelingen, inperking van kernwapens, et cetera? Wat doen die in de internationale betrekkingen en hoe zwaar moet je dat wegen?
Om een antwoord te krijgen op die vraag, ga ik te rade bij een aantal denkers over de internationale politiek. Dit zijn politiek realisten. Zodra je deze denkers op de verschillende niveaus gaat analyseren zie je wat Geertsema bedoelde. Als ik hen op wetenschappelijk niveau bestudeer kom ik niet zoveel tegen over religie. Af en toe melden ze iets over terroristen of de religieuze achtergrond van een regeringsleider. Ze lijken religie te veronachtzamen. Als ik op filosofisch niveau kijk, zie ik af en toe opvattingen naar voren komen die al meer kleur geven aan hun denken en je ook nieuwsgierig maken naar deze mensen. Hans Morgenthau schrijft bijvoorbeeld ergens:
“Er is een wereld van verschil tussen het geloof dat alle naties onder het oordeel van God vallen, dat ondoorgrondelijk is voor het menselijk verstand, en de godslasterlijke overtuiging dat God altijd aan iemands kant staat en dat wat men zelf wil, ook zonder meer door God gewild wordt.”[v]
Dit is een uitspraak met filosofische, theologische en levensbeschouwelijke elementen. Voor mij was dat aanleiding om in mijn analyse ook het levensbeschouwelijke niveau te betrekken. Wat blijkt? De twee denkers die ik onderzoek zijn beiden erg geïnspireerd door de theoloog Reinhold Niebuhr. Ze geven ook aan te sympathiseren met zijn vertrekpunten. Met andere woorden: ze gaan uit van de politieke theologie van Niebuhr en bouwen daarop voort, maar geven daar nauwelijks rekenschap van. Ik haal dat naar boven en laat zien hoe belangrijk het is om ook dit niveau erbij te betrekken. Soms moet je dit niveau er ook bij betrekken en op dat niveau de discussie voeren om na te gaan of de uitgangspunten wel kloppen. Wat blijkt namelijk: vanuit de politieke theologie van deze realisten gelden een aantal zaken.
In de eerste plaats, men is huiverig (en dat hangt samen met de tijd waarin ze opgroeiden) voor religie als die tot te utopische of idealistische ideeën leidt. Je kunt namelijk wat voor het geloof geldt niet zomaar toepassen op de politiek. Politiek is een eigen domein met andere regels en normen. De wereld van God kun je niet zomaar plakken op de wereld van de mensen hier. Al helemaal niet omdat wij zondige mensen zijn en er dus altijd eigenbelang in ons handelen zit. Tegelijkertijd zijn we heiligen en weten we dat er een tijd komt waarin vrede over de gehele aarde aanwezig zal zijn en dat ons handelen daarop gericht moet zijn.
Ten tweede, men is huiverig voor een te pretentieuze opvatting over wetenschappelijke theorieën. Wetenschap is beperkt, want mensen zijn beperkt en ook in ons bedrijven van wetenschap kunnen we ten prooi vallen aan hybris en te veel denken te kunnen verklaren en beheersen. Dat laatste is voor het politieke domein bijna onmogelijk omdat praktisch handelen en wijsheid belangrijke factoren zijn en die zijn moeilijk te meten.
Ben ik christen en wat betekent dat dan?
De cirkel rond
Deze politieke theologie appelleerde aan mij. Waarom? Ze resoneren met dat wat ik in mijn jeugd en later via het lezen van Niebuhr tegenkwam. De beperktheid van de mens als het gaat om ons kennen en weten, het idee dat de wereld van het geloof onderscheiden moet worden van de politiek en de wetenschap. Tegelijkertijd kleuren onze religieuze overtuigingen wel hoe we naar wetenschap en politiek kijken. Ook herken ik hierin het idee dat we zondaar zijn en daarom altijd gebrekkig zullen handelen, zonder dat ons dat ontslaat van de verplichting om deze wereld te bewaren en door te geven met het oog op de tijd van volmaakte vrede en harmonie. We zijn immers ook heiligen. Geloof als inspiratiebron voor handelen, maar ook van bescheidenheid.
Tegelijkertijd ben ik ook kritisch op deze politieke theologie, want de feiten vanuit de wetenschap laten ons zien hoezeer religieuze spelers er toe doen in de internationale betrekkingen. Dat wordt vanuit deze politieke theologie toch al snel aan de kant geschoven. Dit is een voorbeeld van interactie tussen de drie niveaus waarbij de feiten vanuit de wetenschap invloed hebben op de politieke theologie die zich op het wereldbeschouwelijke niveau bevindt. Ik denk dat deze politieke theologie ook te weinig rekenschap geeft van het feit dat religie niet zomaar aan de kant te schuiven is. Religie is een sociale praktijk en dus op talloze manieren verweven met het politieke. Is deze politieke theologie toch stiekem niet teveel gefocust op utopische ideeën, terwijl het bij religie in de internationale betrekkingen vaak meer gaat om geleefde praktijken. En die kun je niet zomaar parkeren of scheiden van de dingen die je doet.
Neutraliteit en objectiviteit
In mijn proefschrift vraag ik niet alleen aandacht voor deze politieke theologie van het politiek realisme om zo deze denkers te begrijpen. Ik breng ze ook voor het voetlicht omdat ze ons levensbeschouwelijke bouwstenen aanreiken die kunnen helpen bij het begrijpen van de rol van religie in de wereld. Ben ik hierin neutraal en objectief? Ik ben niet neutraal, maar probeer wel zo objectief mogelijk te zijn over mijn vooronderstellingen en zo objectief mogelijk over mijn conclusies en redeneringen. Anderen kunnen dus nagaan of ze kloppen, ermee oneens zijn. Maar we zullen het op een gegeven ogenblik ook moeten hebben over de politieke theologie en dan hebben we het opeens over: wie is de mens, bestaat God, wat mogen we van de mensen hopen, verwachten, hoe hoort hij te handelen.
Eigen verantwoordelijkheid
Met bovenstaande uiteenzetting heb ik willen laten zien hoe mijn zoektocht naar de verhouding tussen geloof en wetenschap eruit ziet. Deze weg kan er voor iedereen heel anders uitzien. Bovendien is hiermee niet gezegd dat de reis voorbij is en dat ik het nu voor de rest van mijn leven wel weet. Ook in dat opzicht is ons misschien geen rustige reis beloofd. Van de positieve kant bekeken: het is een zeer uitdagende onderneming om bezig te zijn met het steeds weer rijmen van wat de natuur ons leert en dat wat ons geopenbaard wordt.
Ik wilde laten zien dat de manier waarop je naar geloof en wetenschap kijkt samenhangt met de manier waarop je opgevoed bent, de invloed die bepaalde personen op je hebben en dat wat je aan gereedschappen meekrijgt. Dat is deels iets wat je overkomt en wat je toevalt in het leven. Maar er zit ook een andere kant aan, namelijk aan welke invloeden je je blootstelt. Welke bronnen raadpleeg je, waar laat je je door raken en in welke omgevingen verkeer je? Daar heb je wel degelijk invloed op en mijn advies zou zijn om je te mengen in praktijken die je helpen in deze zoektocht, identificatiefiguren te zoeken, en te studeren in de bronnen die hierover zijn. Je mag erop vertrouwen dat de Waarheid zich laat vinden, al is niet vooraf te bepalen langs welke weg dat zal gaan.
Dr. Simon Polinder is postdoctoraal onderzoeker Religie, veiligheid en sociale verandering aan de Universiteit Utrecht. Hij doet onderzoek naar de rol van religieuze leiders ten aanzien van gewelddadig extremisme in Nigeria en Kenia. Dit artikel is een bewerking van de lezing gehouden tijdens de dag ‘Geloof in wetenschap’ georganiseerd door Stichting Christelijke Filosofie en het CSG Liudger Raai te Drachten op 21 oktober aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
[i] Zie o.a. de boeken Cees Dekker (red.), Geleerd en gelovig, Ten Have 2008; Cees Dekker (red.), Alle verstand te boven, Ark Media 2021.
[ii] Zie voor een toegankelijke introductie van Niebuhrs leven en werken: Jeremy Sabella, Hoop in tijden van verdeeldheid. Het levensverhaal van Reinhold Niebuhr en zijn lessen voor de wereld. Vertaald en ingeleid door Simon Polinder en Menno Kamminga, Parthenon 2022.
[iii] Pim van Lommel, Er is geen leven na de dood, maar wel continuïteit van bewustzijn, de Volkskrant, 29 december 2022. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/cardioloog-pim-van-lommel-er-is-geen-leven-na-de-dood-maar-wel-continuiteit-van-bewustzijn~bae69151/.
[iv] Simon Polinder, Towards a New Christian Political Realism? The Amsterdam School of Philosophy and the Role of Religion in International Relations, Vrije Universiteit Amsterdam, 2021. Amsterdam, Vrije Universiteit; 2021) Online beschikbaar via https://www.globalacademicpress.com/ebooks/simon_polinder/ Voor een samenvatting zie Simon Polinder, Religie in de internationale betrekkingen: lessen voor het conflict tussen Rusland en Oekraïne, Sophie, 2022 (3), p. 40-44.
[v] Hans J. Morgenthau en Kenneth W. Thompson, Politics Among Nations: The Struggle for Power and Peace 6th ed., Knopf 1985, p. 13.