Autonomie (jezelf tot wet zijn) en heteronomie (een ander stelt je de wet) worden vaak gezien als een tegenstelling. Of je doet wat je zelf denkt en wilt, of je doet wat een ander zegt. De Franse filosoof Gabriel Marcel (1889-1973) meent dat we die tegenstelling moeten overstijgen. De twee begrippen horen volgens hem thuis op het terrein van het beheren: autonomie is beheer door mijzelf en heteronomie is beheer door een ander. Maar als ik dieper in mijzelf doordring, verliest het onderscheid zijn betekenis. Autonomie heeft te maken met hebben en met doen. Wat ik heb is materiaal dat ik kan beheren en beheersen, zoals in techniek. Naarmate we niet meer kunnen spreken van hebben, heeft het ook geen zin meer om te spreken van beheer en van autonomie. Wie een genie is of wie liefheeft, staat daarmee buiten de sfeer van het hebben. Een mens heeft geen genie, hij is een genie en dat geniale laat zich niet beheren. In techniek en beheer treedt een specialisatie op, een toespitsing van het mens-zijn die op zichzelf lijkt te staan. Ik ben dan geheel op een zaak gericht zonder er integraal, met alles wat ik ben, bij betrokken te zijn. In de filosofie is men veelal integraal betrokken bij de zaak en in die zin is de filosoof minder autonoom dan de technicus. Marcel zegt: hoe meer ik integraal handel, des te minder ben ik autonoom. Maar dat betekent niet dat ik dan heteronoom ben. Heteronomie is ook een begrip uit de sfeer van het beheren. In de sfeer van de liefde, de wijsheid en de kunst gaat het om ‘zijn’, niet om ‘hebben’. Deze niet-autonomie is voor Marcel de vrijheid. Daarmee stelt hij zich tegenover denkers voor wie autonomie en vrijheid hetzelfde is. In de sfeer van het zijn is een mens verbonden met een mysterie waar hij geen greep op heeft.
Dat vrijheid niet
Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.