Toen Gerko Tempelman in Amsterdam wilde studeren, werd hij gewaarschuwd dat hij zijn geloof zou verliezen. Dat gebeurde ook, maar hij bleef toch niet los van God. De ondertitel van zijn boek is: “Hoe God verdween uit onze wereld/mijn leven en waarom steeds meer filosofen zeggen dat-ie terug is.” Die filosofen zijn de zogeheten ‘radicale theologen’, die vooral filosofisch te werk gaan. Zij vertegenwoordigen de variant van de ‘God-is-dood-theologen’ in de jaren zeventig, een groep die afscheid nam van God als een bovennatuurlijk en almachtig wezen. Radicale theologen als John Caputo, Gianni Vattimo, Slavoj Zizek, Mark C. Theology, Peter Rollins nemen afstand van het idee van een transcendente, alvermogende God, maar hebben daar ook geen vrede mee. God is dood, maar op een bepaalde manier komt hij weer terug, op een nieuwe manier.
Tempelman neemt afscheid van hen die schamper doen over het geloof in God. Hij is er nog steeds niet van los, ‘ongeneeslijk religieus’ als hij is. Hij wil de ongelovige en postmodernist in zichzelf ontdekken. Radical theology beweegt zich tussen conservatisme en progressieve vrijzinnige theologie. Het boek is me te postmodern, te agnostisch, te speels. Een God die dood is, die niet bestaat, kan volgens Tempelman nog een enorme impact hebben: juist een God die dood is, heeft impact. Tja, wat moet je daarmee?
n.a.v. Gerko Tempelman, Ongeneeslijk religieus, Utrecht, 2018