“Je wordt niet als mens geboren, je wordt als mens gevormd” Interview met Joep Dohmen

In ‘Mensbeeld’ wordt een spraakmakende denker geïnterviewd. Deze keer: Joep Dohmen. Hij was medeoprichter van het Filosofie Magazine in de jaren negentig en bezon zich in het verlengde van Foucault en Nietzsche, maar ook van Griekse en christelijke denkers op de grote vragen rond de kunst van het leven. In zijn laatste, vuistdikke boek Iemand zijn bracht hij alles samen. In gesprek met ‘misschien wel een van de laatste humanisten’.

Wat is filosofie volgens u?

Er zijn uiteraard allerlei opvattingen van filosofie. In de analytische filosofie betekent filosofie vooral conceptuele verheldering en analyse: bijvoorbeeld heeft de mens een vrije wil en wat volgt daaruit voor zijn verantwoordelijkheid? Ook kennen wij filosofie als ideeëngeschiedenis. Dan begin je bijvoorbeeld bij Socrates en Plato en hoe die weer invloed hadden op Aristoteles, enzovoorts. Of je hebt filosofie als wijsgerig pedagogische missie. Dan betekent filosofie vormingsleer. Dat is de lijn waar ikzelf in sta.

Dat type filosofie lijkt populairder dan ooit. Hoe komt dat zo?

Toen wij in de jaren negentig Filosofie Magazine oprichtten, bleek duidelijk dat er een toenemende vraag naar niet-academische filosofie was. Mensen zochten – en zoeken – naar antwoorden op vragen als: hoe ga ik met mijn tijd om, hoe maak ik goede keuzes, wat is vriendschap, wat is de zin van het leven, wie is de mens en hebben we een vrije wil? Allemaal vragen die een breder publiek aanspreken, omdat ze daar een levensbeschouwelijke leegte ervaren, een bestaansonzekerheid.

Het woord ‘bestaansonzekerheid’ wordt tegenwoordig weer veel gebruikt, onder meer in de politiek. U lijkt dit begrip anders in te vullen.

Men realiseert zich te weinig dat bestaansonzekerheid niet alleen met armoede te maken heeft, maar vooral ook met de vragen als ‘Wie ben ik?’, ‘Waar sta ik?’ en ‘Waarvoor leef ik eigenlijk?’. Filosofie is een van de manieren om uit te zoeken wat een goed leven is. In die zin heeft filosofie de wind mee. Dat is eigenlijk wel een beetje tragisch. Ik zie om me heen te veel auteurs die aan decorumverlies leiden en niet zien wat er werkelijk aan de hand is. Intussen zijn we allemaal tragische passanten van een cultuur in nood.

Een cultuur in nood?

Die nood is dat mensen niet meer weten waarvoor ze leven. Mensen zijn in verwarring, in existentiële nood. Het beste woord is misschien wel ‘vervreemding’. In onze laatmoderne tijd zijn veel mensen vervreemd geraakt van zichzelf en van hun omgeving. Zygmunt Bauman omschrijft dit fenomeen met de metafoor van vloeibaarheid. Hij heeft het over liquid life, liquid love en liquid society. Wat betekent het dat alles vloeibaar wordt? Dat zelfs de mens vloeibaar is geworden? Mensen zijn toch op zoek naar substantie, naar een soort van duurzaamheid. Maar wat is dat dan? Wat is de mens voor een wezen? Heeft hij een wezen? Ik gebruik weleens de zin uit een biologieboek: “De mens komt uit een gat, kruipt wat en valt in een gat en dat was dat”. Zo’n zin hakt er enorm in bij mensen, omdat ze dan ineens beseffen: “Nee, zo zit het helemaal niet! Ik probeer juist iets van mijn leven te maken.” Midas Dekkers poneert maar al te gretig dat er geen enkel kwalitatief verschil is tussen het leven van een luis of dat van een mens. Dat is filosofisch gesproken onzin. Hij kijkt naar het leven puur als bioloog. Moet dat? De moderne filosofie sinds Kant gaat terecht uit van de enorme verschillen tussen mens en dier. Ik ben een humanist, misschien wel een van de laatste. Wij zijn juist verantwoordelijk voor het lot van dieren.

Die nood is dat mensen niet meer weten waarvoor ze leven

Hoe verdedigt u zich tegen types als Midas Dekkers?

Stel dat jouw kind gepest wordt op school. Dan zegt toch niemand: “Oh laat maar rusten, want er is geen verschil tussen dieren die elkaar pesten en opvreten of dat kind van jou dat geplaagd wordt?” Dan staat men opeens op de achterste benen, en terecht, want dat vinden we onrechtvaardig en gemeen. Kennelijk is toch niet alles biologie, een strijd van allen tegen allen. Wij mensen handelen niet instinctmatig en spreken elkaar juist aan op elkaars verantwoordelijkheid.

Hoe komen we aan onze waarden? Bepalen we zelf wat we belangrijk en goed vinden?

Op dit punt heb ik veel gehad aan de Canadese filosoof Charles Taylor. Hij zegt dat waarden wel degelijk een soort objectiviteit hebben. Als je een kind tegen een muur zet en slaat, dan vindt iedereen dat slecht. “Dat mag gewoon niet!” Volgens Taylor leven wij in gemeenschappen die alleen maar kunnen zijn wat ze zijn dankzij het feit dat ze bepaalde waarden delen, zoals rechtvaardigheid. En die waarden zijn niet willekeurig, ze zijn eerder gegeven. Taylor geeft zelf als voorbeeld: stel dat iemand zegt dat het voor hem de hoogste waarde is dat hij zo zalig met zijn voeten in de modder kan friemelen. Zo iemand maakt zich meteen belachelijk, aldus Taylor. Wij vinden in onze cultuur bepaalde dingen terecht belangrijk en waardevol, en andere niet. Je kunt en moet zelf concreet in je eigen leven laten zien hoe bepaalde waarden daarin resoneren. Kortom: we treffen bepaalde waarden aan in onze cultuur, maar vervolgens moeten we er wel zelf wat mee doen. Bijvoorbeeld door op een verantwoorde manier een bijdrage te leveren aan de samenleving, of iets voor het milieu te doen. Het leven is meer dan alleen keuzes maken wat je wilt eten en waar je op vakantie wilt gaan. Iemand zijn wordt in onze samenleving helaas zo geframed dat je wat voorstelt als je status en geld hebt, dat je gezien wordt en succesvol bent. Terwijl het gaat om dieperliggende waarden.

Daarmee komen we meteen bij uw boek. Het is getiteld Iemand zijn. Het gaat in sterke mate over het worden van vrije en verantwoordelijke wezens. Waarom is de titel eigenlijk niet ‘Iemand worden’? De kunst van het leven je eigen maken is toch een proces? 

Een terechte vraag. Ik heb die titel gekozen omdat ik, eerlijk gezegd, ook wel een beetje een humanistische predikant ben. Ik heb bewust ingezet op die lezers die denken: ‘Ja, iemand zijn, dat wil ik ook!’. Daarbij komt dat veel geëngageerde denkers te snel de sprong maken dat mensen zich met elkaar zouden moeten verbinden. Ik stel dan – vanuit de lijn van Kant en Nietzsche – de vraag of mensen daartoe wel bereid en in staat zijn! Mensen moeten moreel bekwaam en bereid zijn om naastenliefde uit te oefenen, om empathisch te zijn. Verbinding is en blijft heel belangrijk, maar laten we ook vooral de concrete mens niet uit het oog verliezen die het allemaal voor elkaar moet zien te krijgen. Om je te kunnen verbinden moet je als autonoom wezen weerbaar zijn, stevig in je schoenen staan. Anders ontstaat in relaties al gauw paternalisme, manipulatie of indoctrinatie. Iemand zijn doelt erop dat je je op een bewuste manier wilt verbinden met de ander en verantwoordelijkheid kunt en wilt nemen. Je staat er dan zelf achter, je bent intrinsiek gemotiveerd.

U noemde al Kant en Nietzsche. Welke andere bronnen zijn voor u belangrijk geweest in uw zoektocht naar het goede leven?

Nietzsche is inderdaad belangrijk geweest voor mij. Mijn promotiestudie ging daarover. Later ontdekte ik het late werk van Michel Foucault. Hij benadrukt dat iemand zijn, een persoon zijn, betekent dat je op een wezenlijke manier goed voor jezelf zorgt. Foucault ontwikkelt een concept van zelfzorg (souci de soi) dat naar buiten gericht is, waarbij je ook op de ander gericht bent. Aan een uitgewerkte visie over levensstijl, aan een echte bestaansethiek is hij helaas niet meer toegekomen. Dat heb ik opgepakt. Ik wilde het individu recht doen, zonder in een platte opvatting van individualisme te vervallen. Die zie je immers momenteel overal. Maar dat is de platte zelfzorg. Waar ik voortdurend naar op zoek ben is een synthese van autonomie en verantwoordelijkheid, van negatieve en positieve vrijheid.

Hoe onderscheidt u negatieve en positieve vrijheid in dit verband?

Negatieve vrijheid betekent afwezigheid van dwang: “Bemoei je niet met mij”. Positieve vrijheid betekent: wat is mijn innerlijke vrijheid? Heb ik mijn verlangens voldoende onderzocht om werkelijk zo te leven zoals ik zou willen leven? Vorming veronderstelt twee dingen: dat mijn vrijheid niet te veel ondermijnd wordt, maar ook dat ik mijn denken, mijn voelen en mijn verlangens – te midden van anderen – onderzoek met het oog op wat ik zelf een zinvol leven zou vinden. Ik moet dus zelf een waarachtige, innerlijke beweging maken. Wij worden maar al te vaak meegesleept door verlangens, door driften, door machtswellust en andere diep-menselijke motieven. Maar het gaat dus om de weg van vermogen tot competentie. In die competenties ligt onze positieve vrijheid.

Wat ik mis op scholen, in de opvoeding en überhaupt in onze cultuur is dat mensen steeds bij elkaar en bij zichzelf te rade gaan over de kwaliteit van wat ze doen. Daarom is mijn boek een wijsgerig pedagogisch boek. Ik probeer te laten zien wat dat mens-zijn betekent. Er is een prachtige quote van Erasmus: “Je wordt niet als mens geboren, je wordt als mens gevormd”. Je moet nog een weg doorlopen wil je mens worden. En het doorlopen van die weg betekent natuurlijk ook dat je op een bepaald moment de kwaliteit van je verlangens gaat onderzoeken. Wil ik eigenlijk wel wat ik denk te willen? Je zegt dat je op wereldreis wilt, je legt uit wat je hart begeert, maar zullen we het er nou eens over hebben wat de waarde van die wereldreis is, zowel voor jou als voor anderen? Bijvoorbeeld: sla je niet eigenlijk op de vlucht? Ontloop je nou niet je verantwoordelijkheid?

Positieve vrijheid betekent: wat is mijn innerlijke vrijheid?

Mensen moeten dus leren te onderscheiden wat ze echt willen. Dit lijkt op wat de filosoof Frankfurt bedoelt met zijn tweede orde verlangens. Kan een mens weten wat hij echt wil?

Inderdaad. De uiteindelijke vraag is of je als mens ergens een kern hebt, een basis oftewel diepere verlangens. Volgens Frankfurt stuit je ergens op zogenaamde cares. Dat zijn basale zaken. Op een bepaald moment stuit je op je grenzen van wie jij bent. Bijvoorbeeld dat je hetero of homo bent. Je bent nu eenmaal zo. Als ik ‘s avonds laat langs een kroeg kom – dat gebeurt niet vaak meer hoor – en ik hoor daar schlagermuziek, dan moet ik eigenlijk naar binnen. Dat zal iets te maken hebben met het feit dat ik rond mijn tiende vaak bij mijn tante op bezoek kwam en dat daar altijd gezellig werd gedanst op Duitse schlagermuziek. Daar ligt de basis van mijn guilty pleasures. Ik kan me daar natuurlijk kritisch toe verhouden. Maar als ik eerlijk ben: men kan wel zeggen dat ik van Beethoven moet houden, maar als Heino begint te zingen …

In uw boek ligt veel nadruk op denkers uit de oudheid en uit de (post)moderniteit. Hoe waardeert u het christendom in het licht van het thema levenskunst? Hebben christelijke denkers nog zeggingskracht in onze geseculariseerde cultuur?

Wat ik van christelijke denkers als Paul van Tongeren – in navolging van Augustinus – heb geleerd is het belang van de passiviteit, van de christelijke deugden geloof, hoop en liefde. Bij levenskunst hoort immers ook een houding van ontvankelijkheid, openstaan, leren luisteren. Eigenlijk wat je van Hartmut Rosa momenteel ook weer hoort met zijn nadruk op resonantie. Er is in ons leven veel wat we niet zelf onder controle hebben. Kijk, autonomie en verantwoordelijkheid nemen zijn volgens mij noodzakelijke voorwaarden om een goed leven te leiden. Dat betekent: voor welke projecten zet je je bewust in? Denk aan werk, beheer, activiteiten, maar ook allerlei soorten relaties en vriendschappen. Een leven waarin al je projecten mislukken, omdat je niet op de goede plek zit, met de verkeerde mensen in zee bent of onzinnig werk doet, kun je toch moeilijk een zinvol leven noemen. Dus het is belangrijk dat je probeert om bedachtzaam, weloverwogen en goed gemotiveerd te doen wat je te doen hebt. Voor een deel is een zinvol leven daarmee maakbaar. Maar voor een ander belangrijk deel is het dat je geluk – moral luck – moet hebben om op het juiste moment ergens te zijn, iemand tegen te komen, juist te handelen. Als je met iemand trouwt, weet je twintig jaar later pas of dat toen de goede keuze was.

Dit soort ervaringen dwingt ons tot een zekere nederigheid. Dat kun je genade noemen. Voor een deel is de ervaring van zin dus afhankelijk van ontvankelijkheid, openstaan voor een ander. Rosa stelt dat religie van belang is voor democratie, omdat ze de stem van het luisterend hart wil laten weerklinken. Volgens hem zouden de kerken zich opnieuw moeten roeren op dit punt. Benoem en waardeer die passieve deugden weer. Inspireer en laat mensen elkaar inspireren. Dat is nodig, zeker in onze neoliberale consumptiecultuur.


U leest dit artikel gratis. Geïnteresseerd geraakt?

Neem nu een jaarabonnement op Sophie of probeer eerst een proefabonnement!


U bent sterk begaan met de jongeren in onze maatschappij. Hoe ziet u de vorming van deze nieuwe generatie?

Dat is vandaag helaas een hell of a job, zeker als je bedenkt dat het om ‘heel de mens’ gaat. Jongeren van vandaag zitten in een dynamische leefwereld. Denk aan de afbraak van de civil society; de ontdisciplinering van de samenleving, de digitale levensstijl, de opkomst van influencers, het gebrek aan politiek bewustzijn en ga zo maar door. We moeten absoluut een tegenwicht bieden aan het hele marktdenken.

Eén aspect van zo’n tegencultuur is het terugwinnen van zelfdiscipline. Ik denk dan allereerst aan de klassieke deugden: verstandig zijn, moed, matigheid en rechtvaardigheid. En dan deugden als vriendelijk zijn en geduldig zijn. We missen vandaag zelfdiscipline. Geduld hebben is voor jongeren dé uitdaging in deze tijd. Ze denken vaak dat ze morgen, of nog liever nu meteen iemand kunnen zijn. Terwijl ze nog lang niet weten wat het betekent om iemand te zijn. Ze willen hun bestaansonzekerheid binnen een halve dag oplossen. Een ander aspect is dat ze de tijd moeten krijgen – en ook zichzelf de tijd moeten gunnen – om zich te ontwikkelen en hun eigen oriëntatie te vinden. Het is helemaal niet zo erg om het allemaal niet meteen te weten en heel gestaag, en samen met anderen, je eigen levenshouding op te bouwen. Dat is lastig, want jongeren zijn heel gehaast en vooral met zichzelf bezig.

Kan school hier een rol in vervullen? Bijvoorbeeld via het vak burgerschap?

Niet zoals het nu gaat. We hebben van burgerschap een verplicht vak op school gemaakt, waarin grondwetskennis en gevoel voor democratie centraal staan. Een gemiste kans. We zouden juist de nadruk op persoonsvorming moeten leggen. Dan ben je een snotaap van tien en dan moet je de rechten van de mens kennen. Dat is flauwekul. Het zijn nog kinderen en die zijn bezig met pestgedrag, met Taylor Swift, met TikTok en verliefdheden. We zouden op een andere manier moeten inspelen op de leefwereld van deze jonge mensen. Focus op de onzekerheid van hun binnenwereld. Daar gaat bestaansonzekerheid over. Ze zijn onzeker over hun identiteit en eigenwaarde. Ze zoeken naar houvast.

Hebben we weer meer gezag nodig om houvast en richting te geven in onze samenleving?

Vroeger moesten wij drie uur lang in de collegebank zitten en dan maar pennen en pennen. Je mocht niets vragen. Het is goed dat dat autoritaire lesgeven voorbij is. Maar nu zitten we met de bestaansonzekerheid. De jeugd is zo onzeker over haar eigenwaarde. Er ontbreekt een fundamenteel zelfvertrouwen. Jongeren hebben hun verlangens niet op orde, ze missen oriëntatie. Er zijn niet voor niets zoveel influencers. Die innerlijke onzekerheid moet tot rust gemaand worden. Ze moeten geduld leren: “Wacht nou maar, iemand worden duurt twintig jaar.”

Jongeren hebben hun verlangens niet op orde, ze missen oriëntatie

Opvoeders laten hier ook een verantwoordelijkheid liggen, schrijft u. Ouders moeten weer hun gezag tonen. Hoe ziet u dat voor u?

Daar noem je iets wat inderdaad is fout gegaan. De afgelopen veertig jaar zijn we van een autoritaire, hiërarchische opvoedstijl naar een onderhandelingshuishouding gegaan, zoals de socioloog De Swaan dat mooi heeft beschreven. Dat betekent dat de leden van het gezin in principe gelijkwaardig zijn geworden. Maar waar is dit in uitgemond? Wordt er nog wel opgevoed? Net als Hannah Arendt ben ik daar heel kritisch over. Mensen nemen mij dat helaas niet in dank af. Dan krijg ik te horen: “Weet u wel hoeveel ouders hun stinkende best doen? Hoe druk ze zijn met naar school brengen, naar zwemles, naar voetballen?” Dat zal allemaal best, maar wat echt telt is samen thuis present zijn en gesprekken voeren met je kinderen. Grenzen stellen, discipline bijbrengen. Hoe vaak ben je echt met hen in gesprek behalve als ze thuiskomen van school? Wordt er nog samen gegeten? Is er contact?

Rosa stelt dat in onze versnellingsmaatschappij het samen eten steeds korter duurt. Volgens hem geldt de versnelling niet alleen op economisch en technologisch niveau, maar is juist in de leefsfeer de versnelling het ergste. Gezinnen zouden hier weer tijd voor moeten nemen. Voer met elkaar gesprekken over wat je bezighoudt, waarom je doet wat je doet, over afspraken en rust nemen, de tijd nemen om je huiswerk te doen of toch een keer een boek te lezen. Of een gesprek over ChatGPT: is het niet beter dat je zelf probeert een tekst te schrijven, om zo je eigen woorden te vinden in plaats van wat je aangereikt krijgt? Maar nu betekent opvoeden vooral: je bent samen in één huis en ouders geven je te eten en te drinken en voldoende zakgeld. Dat is veel te beperkt. Het moet ook gaan over voorleven, de verlangens en wensen van jongeren bespreken, hen begrenzen, bij de les houden, laten opruimen, mee laten werken, samen ergens naartoe gaan, mee naar de film gaan. Dat noem ik in mijn boek begeleide persoonsvorming.

U gebruikt ook regelmatig het begrip ‘Bildung’. Dat wordt nogal uiteenlopend opgevat. Wat verstaat u er precies onder?

Bildung is begeleide zelfvorming. In Amsterdam heb je de Bildungsacademie waarin je in een jaar leert hoe de samenleving in elkaar zit en wat belangrijke maatschappelijke thema’s zijn. Dat kun je Bildung noemen, brede vorming. Maar voor mij is Bildung iets anders, namelijk hoe ga je met jezelf om? En hoe leer je oordeelsvorming? Dit punt is voor mij basaal. Ik had vorige week een klein conflict met een student. Ik had een bepaald woord gebruikt en hij reageerde beledigd. Maar ik gebruikte dat specifieke woord ironisch. Hij interpreteerde mijn uitspraak verkeerd en dacht dat ik hem wilde vernederen, terwijl het slechts een plaagstootje was. Dit heeft dus alles met persoonsvorming te maken, met oordeelsvorming, het leren duiden van wat er gebeurt tussen mensen. Leren duiden, je intrinsieke motivatie ontwikkelen, zelfdiscipline, geduld oefenen, kortom: vorming van de jonge mens, daarover moet het gaan. Dus wanneer er grensoverschrijdend gedrag op scholen plaatsvindt niet meteen een vak seksuele vorming verplicht stellen op school. Het gaat over persoonsvorming en seksualiteit is een van de vele uitingsvormen van het menselijk leven. Net als pesten, discriminatie, vriendschap en samenwerken.

Ziet u als het gaat om persoonsvorming nog verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden? Hoogopgeleiden zijn wellicht eerder geneigd tot reflectie op hun leven. Hoe zit het dan met zinervaring bij laagopgeleiden?

We hebben de afgelopen decennia het hele mbo-wezen enorm onderschat. We hebben iedereen naar de universiteit gestuurd, ook een heleboel mensen die echt goede vakmensen hadden kunnen worden. Ik probeer nu mensen op te leiden die op het mbo lesgeven en benadruk dan het onderdeel zingeving. Beseffen mbo-leerlingen wel hoe belangrijk een vak voor hen is? Weten ze wel hoe waardevol het is om een goede bakker of een goede monteur te zijn? En dat de manier waarop je je werk doet en de manier waarop je met andere mensen samenwerkt om een goed product te leveren, de weg naar een zinvol leven is? De meeste jongeren op het mbo hebben echter een Tesla voor ogen. Dat is hun ultieme doel. En als ze die op deze manier niet krijgen, dan gaan ze – even boud gesproken – maar drugskoerier worden. Ik heb nu net een paar docenten opgeleid die zeggen dat het begint te werken. Dat jongeren vakmanschap leren te verbinden met een zinvol leven. Dus er is hoop.

Hoe kijkt u aan tegen mensen uit uw eigen generatie? Kun je als oudere zeggen dat je iemand geworden bent?

Ouder worden betekent natuurlijk ook verlies: verlies van fysieke kracht, van vrienden, van status. Dat is niet niks. Ik ken veel mensen die op hun 65e in het bekende zwarte gat gevallen zijn. Er is geld genoeg, de kinderen zijn de deur uit, maar een gevoel van zinloosheid overheerst. Niet onbegrijpelijk, maar iemand had ook eerder in zijn leven andere keuzes kunnen maken. Als je zo lang meegedraaid hebt in de ratrace, ben je daar ook zelf verantwoordelijk voor.

Ouderdom is wel een tijd waarin wordt geknaagd aan iemands autonomie, zowel lichamelijk als geestelijk. Het is ook een tijd waarin je jezelf een beetje verliest, toch?

Je moet erg oppassen met zulke clichés. Kijk, iemand als de verpleegarts Bert Keizer ziet alleen maar mensen die aftakelen en niets meer kunnen. Als ik dan zeg dat er ook zoiets iets als goed ouder worden bestaat, valt mij zijn hoon ten deel. Maar ik zie genoeg mensen om me heen die dat oprecht proberen, goed ouder te worden. Dat heeft juist niet te maken met aftakeling, maar met innerlijke rijkdom. Je kunt heel zelfgenoegzaam je stukjes schrijven en ‘s avonds bij een glas wijn Netflix kijken, maar met een beetje geluk kun je juist als oudere ook gesprekken voeren, jongeren inspireren, tegenslag verdragen, het juiste boek lezen, je stem laten horen. Eindelijk begrijp je iets van het leven. Autonomie is niets anders dan de doelbewuste inspanning om de juiste keuzes te maken. Als een vriend overlijdt kun je rouwen over diens dood, maar je kunt ook aan de drank gaan. Wat menigeen doet. Ik spreek nu als moralist, op de manier waarop je dat moet zijn.

Personalia

Prof. dr. Joep Dohmen (1949) is lector Bildung aan de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie (HTF). Sinds 2015 is hij emeritus-hoogleraar Wijsgerige en praktijkgerichte Ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Hij studeerde filosofie in Utrecht, Berlijn en Leuven. In 1992 was hij mede­oprichter van Filosofie Magazine en tot aan 1998 adjunct-hoofdredacteur. In 1994 promoveerde hij cum laude op Nietzsche over de menselijke natuur. Hij is auteur van diverse boeken over persoonsvorming (van jongeren en ouderen), filosofische levenskunst, Nietzsche, vrijheid en deugd. In 2022 verscheen zijn opus magnum Iemand zijn. Filosofie van de persoonlijke vorming.