20 april jl. overleed econoom Bob Goudzwaard. De 90-jarige was wereldwijd een van de bekendste economen van gereformeerde huize en speelde een belangrijke rol in de christelijk-filosofische beweging. Door de grote Nederlandse dagbladen werden al necrologieën van hem gepubliceerd. In dit in memoriam belicht redacteur Joost Hengstmengel de meer filosofische aspecten van zijn leven en werk.
Het levensverhaal van Bob Goudzwaard begint in Delft. Letterlijk, maar ook figuurlijk vanwege de Delftse oorlogsherinneringen die hij een leven lang met zich meedroeg. De angst voor wat het kwaad kon aanrichten, dreiging van honger, de moed van predikanten die in verzet durfden te komen: een freudiaan herkent er moeiteloos beweegredenen uit zijn latere leven in terug. Begin jaren ’50 ging hij economie studeren, toen nog meer gedreven door pragmatiek dan door idealisme. Hoewel de Vrije Universiteit (VU) voor een gereformeerd-vrijgemaakte jongen als hem voor de hand gelegen had, koos Goudzwaard voor Nederlandse Economische Hogeschool (NEH) in Rotterdam. Hij kon dan thuis blijven wonen en dat scheelde in de kosten. Achteraf gezien een uitstekende keuze, want hij belandde zo in wat wel het ‘Mekka’ van de economie werd genoemd: de NEH van kort na de oorlog met docenten als de internationaal vermaarde Jan Tinbergen. Tinbergen zou hij later een van zijn leermeesters noemen, iemand die hem bijbracht dat ook de academicus-econoom met hart en ziel betrokken hoort te zijn op de nood van de wereld.
Bepalender nog voor Goudzwaards levensoriëntatie was de kennismaking met die andere leermeester, J.P.A. (Johan) Mekkes. De bij Herman Dooyeweerd gepromoveerde Mekkes was docent calvinistische wijsbegeerte aan de NEH en het volgen van zijn colleges was een verplichting voor de eerstejaars van de vrijgemaakte studentenvereniging V.G.S.R. – Goudzwaard was in het jaar na de oprichting lid geworden. Hoewel hij van de colleges aanvankelijk weinig begreep, dronk hij Mekkes’ woorden in, onder de indruk als hij was van diens charismatische persoonlijkheid. Op zulke momenten zag hij hem als een Elia-figuur en hoopte dan zelf ooit zijn meer zachtmoedige opvolger Elisa te worden. Van Mekkes leerde hij ‘andersom’ te denken: niet, zoals in gereformeerde kring gebruikelijk was, de beginselen toepassen op de praktijk, maar beginnen met het bevragen van de weerbarstige praktijk en dan afdalen naar de ideologische fundamenten en die bekritiseren.
Goudzwaard zag in Mekkes een Elia-figuur en hoopte diens meer zachtmoedige opvolger Elisa te worden
Tussen Den Haag, Toronto en Amsterdam
Na zijn studie volgde een politieke carrière, eerst bij het wetenschappelijk bureau van de ARP en later in de Tweede Kamer. Goudzwaards kritische rol bij de oprichting van het CDA die uiteindelijk resulteerde in een breuk moeten we laten liggen. In de avonduren stortte hij zich op het schrijven van een proefschrift, Ongeprijsde schaarste (1970). Met dit werk over niet in geld uitgedrukte schade aan de leefomgeving die door economische activiteiten worden aangericht, was hij echt een pionier, zeker in Nederland.
In 1971 werd Goudzwaard benoemd tot hoogleraar economie aan het Institute for Christian Studies (ICS) in Toronto. Het nog jonge ICS, “een soort Vrije Universiteit” volgens dagblad Trouw, was geworteld in de Noord-Amerikaanse tak van de calvinistische wijsbegeerte. Goudzwaards vriend Bernard Zylstra, die bij Dooyeweerd was gepromoveerd, doceerde er politieke filosofie. Rouwig was Goudzwaard er niet om de Haagse politiek te moeten verlaten. Zijn verhalen waren te wetenschappelijk en gingen toch maar over de hoofden heen. Bij het ICS was men zeer verheugd met zijn komst. Dat iemand met zo’n statuur wilde overkomen om mee te helpen met het uitdenken van een “Christian approach to economics” was een zegen van boven. Des te groter was de teleurstelling dat Goudzwaard te elfder ure van het professoraat moest afzien: zijn gehandicapte zoon kon niet worden toegelaten tot het Canadese verzekeringssysteem. In de decennia die volgden groeide Goudzwaard alsnog uit tot “levenslange vriend” van het instituut. Vrijwel jaarlijks bezocht hij het ICS voor gastcollegereeksen over de relatie tussen economie en geloof, in 1980 zelfs een vol jaar. Steeds trok hij volle zalen. In 2014 kreeg Goudzwaard van het ICS een eredoctoraat uitgereikt.
Nog hetzelfde jaar dat zijn emigratie schipbreuk leidde, kreeg Goudzwaard een leerstoel economie aan de Vrije Universiteit. Niet, zoals soms gedacht, aan de faculteit economie waar hij in het diepst van zijn hart had willen werken, maar aan de faculteit sociaal-culturele wetenschappen. Toen Goudzwaard in een later stadium eens intern solliciteerde naar een plek bij de economen werd hem te kennen gegeven niet welkom te zijn. Hij zou de studenten alleen maar in verwarring brengen met zijn normatieve ideeën – waarop de sollicitant riposteerde dat dat toch ook de taak van een hoogleraar was? Aan de sociale faculteit deed hij intrede met de oratie Economie en vooruitgangsgeloof (1972), waarin hij de obsessie van economen en beleidsmakers met economische groei hekelde en de vinger legde bij een verwaarloosd rentmeesterschap. Tot zijn pensioen in 1999 doceerde hij er vakken als ‘Algemene economie’ en ‘Theorie van economisch beleid’, voor enkele jaren ook als medewerker aan de faculteit rechten.
Was het in verwarring brengen van studenten niet de taak van een hoogleraar?
Eerder filosoof dan dominee
Het meeste vreugde lijkt Goudzwaard beleefd te hebben aan zijn docentschap cultuurfilosofie aan de faculteit wijsbegeerte vanaf eind jaren ‘80. Hij verzorgde er onder meer de module ‘Spiritualiteit en maatschappij’ in de avondcursus wijsbegeerte en spiritualiteit waarin hij zijn studenten inwijdde in de samenlevings- en cultuurkritiek van Jürgen Habermas, René Girard, Martin Buber en Jacques Ellul om hen te doen uitkomen op het “dieptevlak van ideologie, religie en spiritualiteit”. De colleges vonden hun neerslag in het boek Beyond the Modern Age (2017) dat hij op hoge leeftijd samen met Craig Bartholomew schreef. Nooit stond het denken van de “VU-corryfee” stil. Wijsgerig was hij ook actief in het kader van de Stichting voor Christelijke Filosofie. Goudzwaard sprak op de jaarvergaderingen en schreef voor Philosophia Reformata en Beweging, de voorloper van dit blad. In 2008 wees hij in de interviewrubriek ‘Ecce homo’ nog eens op de “noodzaak” voor studenten om colleges reformatorische wijsbegeerte te volgen en de rol die Mekkes in zijn eigen vorming had gespeeld. Zelf bekleedde hij nooit een leerstoel namens de stichting. Wel verzorgde hij in afwachting van een nieuwe bijzonder hoogleraar een tijd lang gastcolleges christelijke filosofie aan zijn alma mater, de Erasmus Universiteit Rotterdam waarin de NEH was opgegaan.
Echte economische vakpublicaties produceerde Goudzwaard ondertussen weinig tot niet. Althans, in de ogen van collega-economen (Arnold Heertje noemde hem misprijzend een dominee). Evengoed laat hij een enorm oeuvre na. Zijn bekendste werken zijn zonder twijfel Kapitalisme en vooruitgang (1976), dat de destructieve mix van beide fenomenen analyseerde, en Genoeg van te veel, genoeg van te weinig (1986) dat hij samen met zijn Remonstrantse vriend Harry de Lange schreef en de gevleugelde woorden ‘economie van het genoeg’ introduceerde. Beide boeken werden meermaals vertaald en vonden zelfs hun weg naar de Aziatische lezer. Wie er enigszins mee bekend is, herkent moeiteloos de neocalvinistische inspiratie in zijn werk. Het meest in het oog springen de reformatorisch-wijsgerige grondtonen. Een hem dierbaar idee was Dooyeweerds ontsluitingsgedachte – maar dan in de interpretatie van Mekkes! Gesloten, afgeplatte systemen als economismes en technicismes moesten worden ontmaskerd en opengebroken. De christen was geroepen het volle scheppingspotentieel te ontsluiten. Overeenkomstig Gods bedoelingen, uit liefde voor de Meester.
Een open einde
Ruimte schiet tekort om al zijn nevenactiviteiten te bespreken, die in zijn ogen veel meer waren dan dat. Zijn betrokkenheid bij het CNV, L’Abri Nederland, ontwikkelingsorganisatie ICCO, de European Ecumenical Commission on Development, de Raad en Wereldraad van Kerken, het Multidisciplinair Centrum voor Kerk en Samenleving en zijn activiteiten in en bemoeienis met de Derde Wereld, het is meer dan een gemiddeld mens aankan. In dat alles toonde hij zich een waardevolle kracht, een scherp denker vooral die uitblonk in culturele diepteboringen. Ook wordt hem een complete deugdencatalogus toegeschreven: vriendelijk, zachtmoedig, bescheiden, strevend naar rechtvaardigheid en (zoals van een voorvechter van ‘consuminderen’ verwacht mag worden) zuinig was hij. Maar – en dat is natuurlijk net zo goed een deugd – Goudzwaard kon zijn lezers en toehoorders ook terechtwijzen als hij de verslaving aan consumptie, afgodendienst aan de vooruitgang en blindheid voor ideologieën van de Westerse mens blootlegde. Veel van zijn denklijnen zijn inmiddels zo gangbaar geworden in christelijke kring en daarbuiten dat we ze niet meer herkennen als originele vondsten of accenten van Goudzwaard. Rentmeesterschap, de economie als afgod en grenzen aan de groei: hij was er steevast vroeg bij.
In 2011 werd Goudzwaard vanwege de inmiddels verdwenen Protestantse Theologische Universiteit in Kampen een eredoctoraat in de godgeleerdheid verleend. Dit op grond van zijn bijdrage aan de “vernieuwing van christelijk sociaal denken in het licht van vraagstukken van armoede, milieu en bewapening”. In zijn dankwoord volstond Goudzwaard met het benoemen van drie reuzen op wiens schouders hij had gestaan. Naast Mekkes en Tinbergen was dit Dietrich Bonhoeffer, die hem leerde te leven vanuit Gods toekomst en die present te stellen in het heden. In dat verband herhaalde hij de woorden van de Duitse theoloog waarmee hij zijn afscheidscollege aan de VU opende: “De laatste vraag is niet, hoe verlaat ik als held het toneel, maar hoe zal de volgende generatie verder leven. Alleen uit deze vraag kunnen oplossingen ontstaan die vruchtbaar zijn”.
De laatste vraag is niet, hoe verlaat ik als held het toneel, maar hoe zal de volgende generatie verder leven?
Joost Hengstmengel is universitair docent aan de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit. Samen met Jonne Harmsma werkt hij aan een biografie van Goudzwaard, die naar verwachting in 2026 zal verschijnen.