Anna, Hanna en Johanna en… Sofia

Een tijd geleden las ik de prachtige roman van Marianne Fredriksson (1927-2007): Anna, Hanna en Johanna (1994), over het leven van een Zweedse grootmoeder, moeder en dochter. Op internet vond ik een lijstje waarin dit boek genoemd wordt als een van de tien beste romans ter wereld. Dat zegt wel wat. Naderhand ontdekte ik dat Fredriksson zich in het grotendeels atheïstische Zweden niet schaamt zichzelf ‘christin’ te noemen.

De grootmoeder is Hanna. Zij is op haar manier ‘gelovig’, maar haar godsbeeld is dat van een strenge, wrede God, die eropuit is mensen te treiteren. Haar dochter Johanna groeit op in het moderne Zweden, wordt sociaaldemocrate en heeft niet veel meer op met het christelijk geloof, en haar dochter Anna nog minder. Maar ziedaar, in het laatste stuk van het boek duikt ineens een vissersvrouw op die Sofia Johansson heet. Ik weet niet of haar naam met opzet gekozen is (Sofia = wijsheid, Johannes = de Here is genadig), maar zij blijkt een blijmoedige pinksterchristin te zijn. Bij de eerste ontmoeting tussen Johanna en Sofia vertelt Sofia over haar jeugd en zegt dan ineens met stralende ogen: “En toen vond ik de Verlosser!” Johanna (de ik-figuur van dit deel van het boek) schrijft: “Het leek me dat zij te intelligent was voor het naïeve geloof van de pinkstergemeente”, maar zegt er meteen achter: “Over vooroordelen gesproken.”

Als Sofia’s twee zoons, visserslui, op zee zijn omgekomen, treft Johanna Sofia bleek aan; “ze zag er erg wit en breekbaar uit”. Het enige wat ze zegt is: “Ze zijn nu bij God.”

Hanna komt bij haar dochter in huis om daar te sterven. Johanna schrijft: “De enige die moeder een beetje plezier kon geven in die laatste periode was Sofia Johansson, die iedere dag kwam om aan moeders bed te zitten vertellen over haar blijde God.” Johanna: “Moeder was altijd wel gelovig geweest, maar haar godsbeeld was somber. Nu luisterde ze naar de woorden over een andere god en dat troostte haar.”

Het duurt maar even. Een paar bladzijden verder lezen we wonderlijk genoeg ineens: “Sofia was bij God.” De roman bevat veel blije en nog meer droeve momenten. Maar van dat ene lichtstraaltje, Sofia, had ik graag meer gezien…