Filosofisch protest tegen autonome techniek

Egbert Schuurman heeft decennialang op onvermoeibare wijze de macht van techniek en wetenschap bekritiseerd. Hij raakte vooral bekend vanwege zijn boeken waarin termen als ‘technicisme’ en ‘Babelcultuur’ veelvuldig voorkwamen. Een biografie van Remco van Mulligen toont hoe breed Schuurman opereerde in politiek, cultuur en samenleving en hoe hij fundamentele vragen stelde bij de geestelijke achtergronden van de westerse cultuur.

Egbert Schuurman als tegendraads christen in een seculier land. Met deze typering van zijn biograaf is niets te veel gezegd. In Den Haag vond op 6 oktober jongstleden de presentatie van het boek over zijn leven en werk plaats. Het is veel meer dan een biografie: een bewogen periode op het gebied van cultuur, ethiek, wetenschap en samenleving wordt in kaart gebracht.

Schuurman speelde decennialang een belangrijke rol in de wereld van het Nederlandse protestantisme. Hij was aan drie universiteiten bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, werd senator voor de RPF en later de ChristenUnie en bepaalde in die tijd heel wat discussies op het gebied van met name de ethiek. In 2011 nam Schuurman afscheid van de politiek en daarmee van zijn publieke leven. Schuurman was een productief schrijver. Zijn oeuvre is omvangrijk: het aantal boeken, artikelen en interviews bedraagt honderden.

Derde generatie

Egbert Schuurman werd geboren in 1937. Hij groeide op in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar sloot zich later aan bij de ‘buitenverbanders’, de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Schuurman studeerde weg- en waterbouwkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Dankzij de ontmoeting in Delft met Henk van Riessen en Johan Mekkes, twee hoogleraren van de calvinistische wijsbegeerte, ontwaakte in hem de wijsgerige belangstelling. Schuurman beëindigde zijn aanstelling in Delft om in 1965 aan de Vrije Universiteit filosofie te gaan studeren. In financiële zin was dat een offer voor een onzekere toekomst. Schuurman kwam weer dicht bij Van Riessen, die sinds 1963 hoogleraar filosofie aan de VU was. Deze bracht hem in aanraking met zowel de gereformeerde wijsbegeerte als de filosofie van de techniek. In 1968 studeerde hij bij Van Riessen af als filosoof. Schuurman werd later wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de VU en nam in 1972 de leerstoel van Mekkes in Eindhoven over. In 1972 promoveerde hij op het lijvige proefschrift Techniek en toekomst. Confrontatie met wijsgerige beschouwingen.

Van Riessen en Mekkes hebben beiden Schuurman gestempeld. Mekkes zag één centraal grondmotief in de westerse samenleving en dat was Christus. Terwijl Herman Dooyeweerd zich richtte op schepping, oorsprong en de zin van het zijn hier en nu, verschoof Mekkes de nadruk naar de Schepper en de vervulling. Dit orthodox-protestantse, meer profetische en christocentrische denken sprak Schuurman aan. Van Riessen was meer filosoof, Mekkes meer profeet. Schuurman behoorde tot de derde generatie van filosofen. Hij ging zich na zijn promotie in de wijsbegeerte vooral bezighouden met de filosofische aspecten van de techniek. Techniek was volgens Schuurman in de westerse samenleving een macht geworden die een funeste invloed had op mens en samenleving. Hij sprak veelvuldig van technicisme, een verabsolutering van de macht van de techniek en wetenschap. Achter dit technicisme zag hij de neiging van de mens om afgoden te vereren. De grondslag van het technicisme was een menselijke heilsverwachting, de gedachte dat de mens zichzelf zou kunnen redden.

Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.