De kosmische komedie

In februari 2021 verscheen het boek De kosmische komedie. In dit boek vertelt Frank Westerman, journalist en schrijver, dat hij al jong gefascineerd was door de ongekende hogere regionen: hemelsferen, de zon, de planeten, de sterren, het hele universum. Henk van der Werf laat zien waarom dit boek het lezen waard is.

De titel van Westermans boek is een speels knipoogje naar het meesterwerk van de Italiaanse dichter Alighieri Dante (1265-1321) Divina Commedia ofwel De goddelijke komedie. Dante verhaalt in dit beroemd geworden dichtwerk zijn denkbeeldige reis door drie rijken van het hiernamaals: hel, louteringsberg en hemel. Westerman maakt niet met terzinen, maar met een vlotte populairwetenschappelijke pen zijn lezers deelgenoot van de hoogtepunten in zijn eigen beleving van de geschiedenis van sterrenkunde en ruimtevaart. Het ruimteverslag van Westerman begint met Aleksej Leonov (1934-2019), een Rus die in 1965 als eerste mens een ruimtewandeling maakte. En het eindigt bij “Vyom Mitra” (dit is Sanskriet voor: “Vriend in de ruimte”). Deze Indiase mensachtige (vrouwelijke) robot zal – als alles goed gaat – dit jaar naar de ruimte worden gelanceerd. De technisch hoogbegaafde Vyom Mitra zal worden ingeschakeld bij onbemande testvluchten en bemande ruimtemissies.

Januskop

Na een tsunami van boeken op dit gebied vertelt Westerman niets nieuws. Wel weet hij creatieve verbindingen te leggen. Bijvoorbeeld in zijn vertelling over de Westerbork-sterrenwacht en het Kamp Westerbork. De majestueuze schotelantennes tasten op het terrein van het voormalige nazidoorvoerkamp de hemel af. Vandaar werden in de Tweede Wereldoorlog joden in goederenwagons weggevoerd naar een gruwelijke dood. In een verrassende bespiegeling ziet Westerman het landschap van die radiotelescopen als een plek waar hel en hemel op een unieke manier bij elkaar komen. Hij noemt het twee zenuwcentra op precies dezelfde open plek in het bos. De eerste stuurde zonder omwegen mensen naar de hel, de tweede zoekt de hemel af op tekens en betekenissen. In deze twee in Westerbork toevallig samengekomen beelden ging Westerman – zoals hij zelf zegt – de januskop van de mens zien.

De verhaaltrant kan lezers de vraag ontlokken: hoe gaat dit aflopen? Is hier wel sprake van een komedie? Dante duidde zijn omvangrijke dichtwerk inderdaad aan als commedia. In zijn tijd (middeleeuwen) werd die term gebruikt voor een werk met een droevig begin en vreugdevol einde. De Divina Commedia getuigt van een diep christelijke levenshouding, gericht op het hiernamaals en doordrongen van de heilsgedachte: de verlossing van de mensheid uit de zonde door de kruisdood van Christus. Wanneer Dante de hoogste hemel bereikt wordt hij – via bemiddeling van Bernard van Clairvaux (symbool voor mystieke verrukking) – de visio Dei, de schouwing Gods, deelachtig. Een alles overstijgende ervaring. Deze fictieve gebeurtenis zal Westerman geen aanleiding hebben gegeven om de term komedie met de kosmos te verbinden. Evenmin presenteert hij de lezer feitelijke beschrijvingen of eigen bespiegelingen die zo humoristisch zijn dat de aanduiding komedie in haar moderne betekenis van toepassing kan zijn. Integendeel, Westerman benadrukt regelmatig ruimtevaartambities niet helemaal te vertrouwen.

Escapisme

Een voorbeeld is zijn mijmering in de Noordwijkse duinen over een paradox: terwijl we de oorlogsbranden op aarde niet kunnen blussen, bouwen we een vredeslaboratorium in de ruimte. Is dat geen vorm van escapisme? Probeert de mensheid door het hogerop te zoeken niet gewoon de aardse puinhopen te ontvluchten? Een andere bespiegeling van Westerman over een ongemakkelijke waarheid is: wie kan verhoeden dat er op een dag in de buitenaardse nederzettingen een Kaïn opstaat die zijn broer Abel doodslaat? Westerman lijkt er niet gerust op. Op de oevers van de kosmos liggen wingewesten in het verschiet. Gaat de mensheid met een zwaar belast aards verleden met een vreedzame en ethisch verantwoorde instelling de ruimte onderzoeken en gebruiken of domineren en uitbuiten? Opnieuw aardse obsessies en primitief imponeergedrag? Laten aardbewoners zich opnieuw meesleuren door hebzucht en machtsbegeerte? Speelt wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar de kosmos net als in de pioniersjaren een bijrol? Blijft het universum als gemeenschappelijk erfgoed ongehavend in stand bij menselijk gedrag? Onaangetast, omdat mensen toch over hun eigen schaduw kunnen stappen? Kunnen afzien van onderlinge strijd, kosmos-vervuiling en onverantwoorde ontginning van de maan en planeten?

Oplossing

In de slotakkoorden van het boek flitst de auteur een oplossing door zijn hoofd voor het doorbreken van ruimterivaliteit:

“Dat we als soort tot nu toe niet in staat zijn gebleken onze tekortkomingen te verhelpen, betekent niet dat onze voortbrengselen per definitie ook gebrekkig en onvolmaakt zullen zijn. Is dit niet dé gelegenheid om onszelf te verheffen tot schepper: door de ruimte over te laten aan robots als Vyom Mitra en de haren?” (p. 267)

Het is jammer dat de auteur deze bespiegelingen niet heeft toegelicht of uitgewerkt. Hoezo kunnen door mensen geprogrammeerde ruimterobots voorkomen dat het in de kosmische ruimte fout gaat? Ligt het tegenovergestelde niet voor de hand? Toch heeft Westerman een punt. Het huidige ruimterecht is namelijk vaag en ontoereikend. Bovendien past bij ruimtesferen primair een ethisch en geen militair denken. Een effectieve aanpak verlangt een nieuw internationaalrechtelijk kader met betrekking tot het gedrag van staten. Vooral van staten, die zich gewoonlijk in geheimzinnigheid of primitieve leugens blijven hullen. Duidelijke afspraken en reguleringen moeten ook toepasselijk worden op de programmering van nakomelingen van ruimterobots als Vyom Mitra. Werk voor filosofen!

God en de sterrenhemel

Ten slotte. Zoals we lazen heeft de auteur zich van jongs af sterk geïnteresseerd voor hogere regionen en de ruimtevaart als voortzetting van de sterrenkunde met andere middelen. Dan kan van lieverlee de vraag opkomen: zullen we ook God in de hemel gaan zien? In hoofdstuk VII besteedt Westerman ruime aandacht aan de Nederlandse astronoom Jan Hendrik Oort (1900-1992). Oort was een belangrijke pionier en stimulator van de radioastronomie. De auteur meldt dat geen van Oorts biografen ook maar een kiem van religiositeit in hem hebben kunnen blootleggen. Jan Oort hielp God uit de sterrenhemel verjagen. In een aantal paragrafen lijkt Westerman zijn lezers uit te lokken om mee te denken. Zo stelt hij de vraag of sterrenkunde de stuurloosheid op aarde vergroot door mensen van hun bijgelovigheid te bevrijden. En: heeft Jan Oort gedacht dat de wetenschap in staat zou zijn om de hemel compleet te ontdoen van mythologische spinrag? Of doemt er achter elke onthulling altijd een nieuw raadsel op, dat ruimte laat voor een god? En zijn mensen uit te rusten met een antenne voor goed en kwaad die niet op het gezag van een godheid staat afgesteld? Of hebben we de omweg nodig van een buitenaards Opperwezen dat ons voorschrijft hoe te leven? Zeker, boeiende vragen. Westerman vertelt dat Aleksej Leonov en zijn collega-kosmonauten nergens een god hadden gezien: “Boga njet” (“Er is geen god”). Echter, Leonov heeft ook gezegd: “Toch is er iets tussen hemel en aarde waar wij mensen geen weet van hebben. Daar ben ik van overtuigd”. Nog los van de vraag of de kosmonauten bij voorbaat enig idee hadden hoe een god er precies uit zou zien, moeten we bedenken dat ook veel mensen ervan overtuigd zijn, dat een god de uiteindelijke oorsprong is van alles. Het is de vraag of aardbewoners met hun ruimtelijke activiteiten dat besef ooit in gevaar kunnen brengen. Westermans boek geeft te denken en is daarom het lezen waard.

Naar aanleiding van

Frank Westerman, De kosmische komedie, Querido Fosfor 2021.