Alweer enige tijd geleden verscheen Het radicale midden overzee, een bundel prachtige reflecties op het zogenaamde ‘postliberalisme’. Het gaat hierbij om een stroming in de politieke filosofie die op zoek is naar een toekomst voorbij het huidige liberalisme.
Dat liberalisme is in het Westen gangbaar geworden als reactie op de grote godsdienstoorlogen van de 16e en 17e eeuw. Gedurende de 18e en 19e eeuw manifesteerde het zich in nationale rechtsstaten die de noodzakelijke randvoorwaarden boden voor een modus vivendi waarin religieuze groeperingen, die elkaar tot dan toe naar het leven stonden, in vrede leerden samenleven. Sterker nog: elk van deze groeperingen droeg bij aan de ontwikkeling van een sterke civil society die burgers in staat stelde zich in te zetten voor de gemeenschap.
Als zodanig mogen we het liberalisme dankbaar zijn voor wat het voor onze samenleving heeft betekend. Dat is althans de overtuiging van politiek meer gematigde postliberalen als Adrian Pabst, Patrick Deneen en Rod Dreher. In het spoor van een 19e-eeuwse denker als Alexis de Tocqueville hechten zij veel waarde aan politieke concepten als subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring. Daarnaast zijn er echter radicale postliberalen als Ryzsard Legutko en Adrian Vermeule die het liberalisme als zodanig afwijzen en het liefst terug zouden willen keren naar een twee-eenheid van kerk en staat zoals daarvan in het Middeleeuwse denken van Thomas van Aquino sprake was.
Het autonome individu is de maat van alle dingen geworden
Wat gematigden en radicalen verenigt, is treurnis over het feit dat het tegenwoordige liberalisme niet langer rekent met het bestaan van God. Daartegenover is het autonome individu de maat van alle dingen geworden. Dit individu dient bevrijd te worden van alles in het leven wat niet het resultaat is van eigen keuze. Doel is daarbij te komen tot maximale expressie van het eigen individuele zelf. Verschil van mening is er binnen het liberalisme vooral over de vraag of het de vrije markt is die deze zelfontplooiing helpt faciliteren, de staat of toch veel eerder een samenwerkingsverband van allerlei transnationale belangengroepen.
Linksom of rechtsom heeft deze fixatie op zelfontplooiing volgens postliberalen geleid tot een afbraak van gemeenschapswaarden als trouw, dienstbaarheid en een deugd als naastenliefde. Het gevolg is dat de samenleving steeds meer is gaan lijken op de veronderstelde ‘natuurstaat’ waarin mensen roofdieren zijn die uit puur lijfsbehoud bereid zijn afstand te doen van hun vrijheden om zich over te leveren aan de sterke staat waarvoor Thomas Hobbes in de 17e eeuw al een pleidooi had gehouden.
Kennelijk verkeert een liberalisme dat niet langer gevoed wordt door een klassiek-christelijk godsbeeld en de daarmee onlosmakelijk verbonden levensovertuiging en deugdenleer in haar tegendeel. Ze belooft mensen absolute vrijheid, maar levert hen uit aan een regime dat heerst over elk aspect van het menselijk leven. Ze belooft universele gelijkheid, maar reduceert het volk tot een speelbal van verlichte elites die bereid zijn lokale gemeenschappen te offeren op het altaar van een utopische heilstaat. Zo bezien is het postliberalisme verwant aan het aloude conservatieve en christendemocratische denken.
Dat laat onverlet dat postliberalen onderling nogal verschillen over de oplossingen voor de cultuurcrisis waarin het liberalisme ons heeft gestort. Eerder zagen we al het onderscheid tussen radicale en meer gematigde stemmen.
Maar het wordt de lezer wel ingewikkeld gemaakt wanneer Deneen en Dreher in de inleiding onder de gematigden gerekend worden, maar even later tot de radicalen, terwijl John Milbank zich als radicaal presenteert, maar in de bundel tot de gematigden gerekend wordt.
Ook de titel van de bundel is in dat licht minder gelukkig gekozen. Die suggereert namelijk enerzijds een zekere eenheid, terwijl juist de radicalen allerminst tot het politieke midden kunnen worden gerekend.
Deze bundel biedt een uitstekende introductie tot een veelkleurig verschijnsel waarbij ruimte is voor discussie
Een aantal bijdragen is uiterst kritisch over het populisme. Daarbij wordt echter voorbijgegaan aan een grote mate van overlap tussen de cultuurkritiek van populisten in Europa en de Verenigde Staten en die van veel postliberalen.
Niettemin biedt de bundel een uitstekende introductie tot een veelkleurig verschijnsel waarin ruimte is voor discussie over zowel de aard van de huidige problematiek, als mogelijke antwoorden en de daartoe geëigende politieke stijl en middelen. Het postliberalisme laat daarmee ook zien dat er geen gemakkelijke oplossingen bestaan voor de onmiskenbare crisis waarin de Westerse beschaving zich op dit moment bevindt. Van harte aanbevolen.
Patrick Overeem & Hans-Martien ten Napel (red.)
Het radicale midden overzee. Verkenningen van het postliberalisme
Eburon 2021
208 pagina’s, € 19,90