Melancholie als crisis in de zelfwording

Is melancholie vooral iets van zwaarmoedige geesten, een problematische gestemdheid die je bij voorkeur moet zien te vermijden of zou moeten bestrijden? Of heeft melancholie mogelijk een diepere en meer omvattende betekenis die je bepaalt bij waar het om gaat in het menselijk bestaan? Voor die vragen gaat Pieter Vos te rade bij Søren Kierkegaard.

De een lijkt meer aanleg te hebben voor melancholie dan de ander. Doorgaans verstaan we onder een melancholicus iemand die het leven nogal zwaar neemt. We associëren melancholie met pessimisme en droefgeestigheid. Deze gemoedstoestand staat voor een stemming van triestheid en zwartgalligheid waarvoor in het leven verder niet direct een aanleiding hoeft te zijn. Maar betekent dit inderdaad dat melancholie alleen maar een gemoedstoestand of een karaktergevoeligheid van bepaalde mensen is? Is ze vooral iets van zwaarmoedige geesten, een problematische gestemdheid die je bij voorkeur moet zien te vermijden of zou moeten bestrijden? Of heeft melancholie mogelijk een diepere en meer omvattende betekenis die je bepaalt bij het mens-zijn en waar het om gaat in het menselijk bestaan?

Een veelzijdig verschijnsel

Op deze vragen zijn in de loop der eeuwen uiteenlopende antwoorden gegeven. Het maakt duidelijk dat melancholie zich niet eenduidig laat vastleggen. Melancholie is dikwijls beschouwd als een pathologisch verschijnsel, een ziekte van een individu. In dat geval is ze een afwijking, die met therapeutische middelen bestreden zou moeten worden. Deze gedachte gaat in feite terug op de humorenleer van Hippocrates: zwartgalligheid als een teveel van zwarte (melas) gal (cholè). Het verschijnsel staat dan voor een stoornis: zwartgalligheid, een gebrek aan evenwicht tussen de vier lichaamssappen bloed, slijm, gele gal en zwarte gal. Melancholie geldt in deze opvatting als een individuele karaktertrek die in toom gehouden moet worden om depressie te voorkomen. In het christendom is melancholie zelfs opgevat als equivalent van twee van de hoofdzonden, de acedia (traagheid), en de tristitia. In die opvatting refereert melancholie niet meer aan een fysieke aandoening, maar is ze een geestelijke toestand waarmee de mens Gods genade afwijst.

Melancholie is echter ook beschouwd als een cultureel verschijnsel, met een algemene betekenis die verband houdt met het mens-zijn. In die meer moderne opvatting laat melancholie zich niet bestrijden of verdrijven, aangezien ze iets toont van de menselijke existentie als zodanig. Sterker nog, melancholie is dan juist van waarde als een wezenskenmerk van de mens, zoals in veel romantische opvattingen. Zwaarmoedigheid of Schwermut staat dan voor een ‘joy of grief’, een droefheid zonder reden, die toch niet zonder betekenis is. Daarbij wordt melancholie ook als kenmerkend voor genialiteit gezien. Dat was in de oudheid overigens ook al het geval, bijvoorbeeld in de opvatting van Aristoteles. Ook bij moderne denkers als Kant, Lessing, Goethe en Schopenhauer wordt melancholie gewaardeerd als een motor tot creativiteit die dikwijls kenmerkend is voor geniale mensen. Ze wordt beschouwd als een treurnis over het existentieel verlies van de natuurlijke eenheid met de werkelijkheid. In die zin is ze inderdaad een essentieel deel van het moderne subject en behoort ze tot de condition humaine, gegrond in een onoplosbaar menselijk tekort. Dat neemt niet weg dat de melancholie zelf ook als een tekort kan worden gezien. Hegel ziet melancholie of hypochondrie als een sterke maar te idealistische zelfverhouding. Omdat de onmiddellijke verwerkelijking van de idealen onmogelijk blijkt, sluit het subject zich op in zichzelf. Dit leidt tot een problematische geslotenheid van het zelf tegenover de buitenwereld.

Kierkegaard en de melancholie

Deze laatste opvatting treffen we ook aan bij de Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855), maar zijn begrip van melancholie is niet eenduidig. Veeleer weerspiegelen zijn beschrijvingen de verschillende betekenislagen en verschijningsvormen zoals we die tegenkomen in de zojuist geschetste begripsgeschiedenis. Dat maakt zijn benadering uniek en de moeite waard om nader te onderzoeken. Enerzijds behandelt hij melancholie op een manier die verwant is aan de moderne opvatting: een naar binnen gerichte reflectie van het subject dat op zichzelf teruggeworpen wordt omdat het zichzelf in de werkelijkheid niet kan realiseren. Op die manier komt melancholie ter sprake als kenmerkend voor wat Kierkegaard de esthetische levenssfeer noemt.

Verder lezen?
De verdere inhoud van dit artikel of deze pagina is voorbehouden aan onze abonnees (u kunt hier inloggen).
Bent u nog geen abonnee, vraagt u dan een proefnummer aan, of registreert u zich direct online voor een abonnement.