Het goede moet geleefd worden

Najaar 1993 volgde ik bij Sander Griffioen een collegereeks over Immanuel Kant, Jean-François Lyotard en Hannah Arendt. Een serie colleges waar ik veel van geleerd heb en die me altijd zijn bijgebleven. Er was een ding dat me in het bijzonder raakte en dat was de vraag die Griffioen bij de behandeling van de filosofie van Lyotard stelde: “Kun je het leven?” In Kracht ten goede blikt Griffioen ook zelf terug op de betreffende collegereeks en stelt hij opnieuw dezelfde vraag (p. 98).

Een leven lang mee voort

Filosoferen heeft voor Griffioen te maken met een manier van leven. Dat wordt duidelijk op haast iedere pagina van het boek. De auteur neemt je mee zijn boomgaard in, vertelt over ervaringen die hij bij het bezoeken van mensen in de gevangenis heeft opgedaan, laat zien wat hij in gesprek met de Chinese cultuur geleerd heeft, verwijst naar mensen die hem dierbaar zijn. Daarmee is Kracht ten leven een heel persoonlijk boek geworden. Als promovendus heb ik het genoegen en ook het voorrecht gehad om Griffioen van wat dichterbij te leren kennen. De vraag “kun je het leven?” is niet de enige uitspraak van mijn promotor die me is bijgebleven en die ik nu opnieuw in het boek aantref. Het boek staat vol gedachten die een geheim bevatten en waar je een leven lang mee voort kunt.

Dat een filosofie doorleefd is, historisch is gesitueerd, doet niets af van de universele gelding die zij kan hebben. Integendeel zelfs. Een gesprek van hart tot hart, een ontmoeting tussen mensen van vlees en bloed, daar is het Griffioen om te doen. Het was ook het streven van Herman Dooyeweerd toen hij zijn transcendentale kritiek ontwikkelde (p. 95 vv). Filosofie moet aansporen om het goede te léven (werkwoord). Het goede leven als opgave dus, en niet als een abstract ideaal (p. 15). Als het om liefde, waarheid en recht gaat, zaken die ons bestaan transcenderen, delen alle mensen in dezelfde werkelijkheid. En toch is ook alle mensen aan te zien “uit welke tijd, uit welk volk, uit welke stad of [welk] dorp, uit welk milieu ze komen”, zo citeert Griffioen zijn promotor M.C. Smit (p. 51).

Overwicht van het goede

Griffioen maakt in Kracht ten goede onderscheid tussen richtingen, structuren en identiteiten. Deze drieslag geeft ook structuur aan het boek. Wie bekend is met de reformatorische wijsbegeerte en met het werk van Griffioen herkent hierin het onderscheid tussen richting, structuur en context zoals hij dat samen met Richard Mouw uitwerkte in Pluralisms and horizons. Griffioen kiest nu echter voor een iets andere volgorde. Ook spreekt hij niet langer over contexten, maar over identiteiten. Dat zijn gelukkige keuzes want daardoor krijgt het onderscheid tussen goed en kwaad extra accent in het boek en past het boek ook goed in het genre van de levensfilosofie. Pluralisms and horizons daarentegen had een ander doel. Het wilde een christelijke publieke filosofie bieden.

De titel van het boek, en ook de ondertitel, krijgen vooral accent in de hoofdstukken die over richtingen gaan. Het kwade oefent macht uit. Het meldt zich vaak als een verleiding waaraan we ons overgeven. Hoe meer we ons aan kwade machten overleveren, hoe meer ze zich ook verzelfstandigen. Je kunt hierbij denken aan een verslaving of aan ideologieën die mensen in de greep houden. Het goede daarentegen komt met overwicht. Het kapselt ons niet in, maar dringt zich aan ons op. Een voorbeeld is de dankbaarheid die we ervaren bij de geboorte van een kind. Griffioen spreekt daarom bewust over een kracht ten goede, en niet over het goede als iets dat macht over ons uitoefent (p. 18-19). Met Aurelius Augustinus en met de hoofdstroom in de christelijke traditie houdt Griffioen vol dat kwade machten steeds corrumperingen zijn van het goede. Het zijn vormen van valse transcendentie, die niet boven het creatuurlijke uitstijgen (p. 109).

Een onderzoek in het register laat zien dat Augustinus de meest geciteerde auteur is in Kracht ten goede, overigens op de voet gevolgd door Kant. Dat Augustinus zo’n prominente plek inneemt hoeft niet te verbazen. Griffioen wil ons een filosofie van de tijd bieden, een filosofie van de tijd die door een christelijke heilsverwachting is geïnspireerd. Hij wil ons laten zien dat begin, midden en einde van de tijd steeds in samenhang met elkaar begrepen moeten worden. In aansluiting bij de christelijke tijdsrekening deelt hij de geschiedenis op in een periode voor en een periode na Christus (p. 37). Het Midden van de geschiedenis mag echter niet van Begin en Voleinding worden losgemaakt, zoals bijvoorbeeld bij Karl Barth en Bram van der Beek gebeurt. De wereld draagt het kruis en niet andersom, zo stelt Griffioen (p. 40). Ook Midden en Einde zijn volgens de auteur op elkaar betrokken. Het Midden van de geschiedenis legt een toekomst open, spoort ondanks pessimisme aan tot hoop (p. 257). Het laat zien dat wij niet God hebben uitgekozen, maar dat God voor ons gekozen heeft (p. 45, 237).

Een weg door de wereld

In het vierde hoofdstuk van Kracht ten goede staan structuren centraal. De orde in de schepping heeft een dynamisch karakter, zo stelt Griffioen in navolging van Dooyeweerd (p. 147). Mensen ontdekken al handelend een intrinsieke normativiteit die structuur geeft aan het bestaan. Vaak staat in de traditie van de reformatorische wijsbegeerte ontsluiting centraal. Gezinnen, scholen, bedrijven, overheden en andere verbanden moeten zich van ten opzichte van elkaar differentiëren. Griffioen daarentegen legt vooral nadruk op de beschermende werking die verbanden kunnen hebben. Willen we in de samenleving vrijplaatsen creëren, ruimten waarin wat zwak en kwetsbaar is tot bloei kan komen, dan zijn ommuringen nodig (p. 160-163). Denk bijvoorbeeld aan de muur van een stad met poorten die geopend en gesloten kunnen worden. Het publieke leven kan alleen goed gedijen als het kwade geweerd wordt.

Kracht ten goede eindigt met twee hoofdstukken over identiteiten. Griffioen benadrukt dat mensen een weg door de wereld gaan, zonder dat hun identiteit zich helemaal laat vastleggen (p. 183-185). Tegelijkertijd delen alle mensen in dezelfde lotsverbondenheid (p. 212). Fel is Griffioen tegenover opvattingen waarin religie gezien wordt als middel om sociale cohesie te bevorderen (p. 191 vv). Religie en politiek kunnen dan gemakkelijk verstrengeld raken. Op de achtergrond speelt opnieuw Augustinus een belangrijke rol: “want Gij hebt ons geschapen tot U en ons hart is onrustig totdat het rust vindt in U” (p. 207). Aarde machten, zo stelt Griffioen, kunnen nooit echt bevrediging geven. Ze kunnen onze behoefte aan zin niet tot rust brengen (p. 249).

Om op te kauwen

Kort refereert Griffioen aan de rechtspolitieke wending zoals die zich onder Trump in de Verenigde Staten heeft voltrokken (p. 219). Die wending vindt niet alleen daar plaats, zo voegt hij er waarschuwend aan toe. Immers ook op christenen in Nederland oefent het rechtspopulisme aantrekkingskracht uit. Ik moest zelf ook denken aan de dwingende manier waarop tegenwoordig vaak over inclusie wordt gesproken. Hoe belangrijk inclusie ook is, je kunt pas iets insluiten of beschermen als er ook sprake is van toesluiting. Dat Griffioen zich verder niet uitlaat over identiteitspolitiek, is misschien maar verstandig ook. Wat hij schrijft over identiteiten is echter meer dan relevant, zeker ook in het huidige gepolariseerde klimaat.

Griffioen heeft een mooi boek geschreven. Hij maakt het zijn lezerspubliek echter niet altijd makkelijk. We worden meegenomen langs een diversiteit aan auteurs en genres. Het boek heeft een hoog take it or leave it karakter. Griffioen sluit geen compromissen, laat soms bewust dingen onbesproken. Daarin ligt juist ook de kracht van het boek. We krijgen inzichten mee die een geheim bevatten en waar je lang op kunt kauwen. Ik heb Kracht ten goede inmiddels twee keer doorgenomen. Ik hoop het over een tijdje beslist weer een keer te lezen.

Prof. dr. Jan van der Stoep is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Theologische Universiteit Kampen|Utrecht en aan Wageningen University & Research.

Kracht ten goede

Sander Griffioen

KokBoekencentrum 2022

256 pagina’s, €27,99