Wees niet te bescheiden

Mensbeeld | Jan van der Stoep en Teunis Brand 

In ‘Mensbeeld’ wordt een spraakmakende denker geïnterviewd. Deze keer is dat Jonathan Chaplin, politiek filosoof en theoloog woonachtig in Cambridge. Hij is een groot kenner van de politieke filosofie van Dooyeweerd en schreef daar een gezaghebbend boek over. Ook heeft hij veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen politiek en geloof. We spraken met hem over Dooyeweerds visie op de staat en over de mondiale betekenis van reformatorische wijsbegeerte. 

Hoe bent u, als Anglicaan uit Groot-Brittannië, geïnteresseerd geraakt in een Nederlandse neocalvinist als Herman Dooyeweerd? 

 Ik groeide in de jaren ’60 en ’70 op in een kerkelijke familie. Vanaf mijn late tienerjaren ontwikkelde ik een groeiende behoefte aan een diepgaandere relatie tussen geloof en vragen over samenleving en politiek. Tijdens mijn studententijd stuitte ik bijna per ongeluk op de Nederlandse neocalvinistische traditie, die in de Britse christelijke politieke tradities ontbrak. De uitgesproken Bijbelse benadering van politieke vraagstukken maakte me enthousiast om deze traditie te verkennen. Mijn zoektocht bracht me naar het Institute for Christian Studies (ICS) in Toronto, waar ik bij Bernard Zylstra, een promovendus van Dooyeweerd, studeerde. Ik behaalde daar een master met een scriptie over Dooyeweerds theorie van publieke rechtvaardigheid. Aansluitend promoveerde ik aan de London School of Economics, waar ik mijn proefschrift wijdde aan Dooyeweerd. 

Deze voor mij nieuwe calvinistische benadering was bijzonder omdat zij aansloot bij inzichten zoals ik die tegenkwam in de gangbare politieke theorie. Ik was al bekend met een aantal bijdragen die je politieke theologie zou kunnen noemen. Die waren verrijkend, maar gingen niet ver genoeg in wat voor mij de belangrijkste, maar ook meest fundamentele filosofische vragen waren: het wezen van de staat, de aard van autoriteit, de oorsprong van het recht, de betekenis van rechtvaardigheid en de legitimatie van de democratie. Dat was precies waar Dooyeweerd zich mee bezighield, vanuit een expliciet christelijk perspectief.  

Was er een idee bij Dooyeweerd dat u specifiek aansprak? 

Algemeen beschouwd is de meest centrale bijdrage van de reformatorische filosofie misschien wel de nadruk op filosofisch zelfbewustzijn, zelfkritiek en de ontwikkeling van het christelijke wetenschapsproject in het algemeen, met ruimte voor reflectie in elk vakgebied, zonder dat iedereen filosoof hoeft te worden. In mijn onderzoek in de politieke filosofie stond Dooyeweerds visie op politiek en publieke gerechtigheid centraal. Boeiend vond ik dat de genoemde vragen niet geïsoleerd werden behandeld, maar verweven werden met grotere filosofische thema’s: het bestaan van orde in de wereld, een christelijke visie op een geschapen, gestructureerde werkelijkheid. Dooyeweerd betrok het denken over de scheppingsorde ook op sociale instituties, wat niet heel erg gebruikelijk is. Ikzelf had een heel basale scheppingsleer, maar Dooyeweerd werkte dit fundamentele, Bijbelse idee uit tot een ontologische verklaring van het bestaan als zodanig. Deze visie op de geschapen orde bood een waardevolle en vruchtbare manier om sociale en politieke kwesties te verhelderen: wat is gemeenschap, individualiteit of vrijheid? Ik realiseerde me dat debatten die in de westerse traditie hierover gevoerd worden zonder zo’n filosofische onderbouwing oppervlakkig blijven en niet tot een verheldering van standpunten of tot een oplossing leiden. Dooyeweerd liet zien hoe filosofische uitgangspunten een solide basis vormen om tot vruchtbare inzichten te komen over de sociale en politieke werkelijkheid. 

Wat is gemeenschap, individualiteit of vrijheid? 

Het idee dat sociale instellingen geworteld zijn in een geschapen orde heeft natuurlijk tot veel controverse geleid. Veel denkers hebben betoogd dat er belangrijke wijzigingen nodig waren om de ideeën van Dooyeweerd verder uit te werken. Ten eerste moet het idee van schepping ingebed worden in het bredere Bijbelse verhaal over schepping, zondeval, verlossing en eschatologische voltooiing. Reformatorisch denken moet zich niet alleen op de geschapen orde richten, maar ook op de zondeval en de komende vernieuwing door Gods genade in het eschaton. Het kruis, oftewel de confrontatie met het radicale kwaad, ook in sociale instituties, kwam onvoldoende uit de verf. Ten tweede, maakte Dooyeweerd vaak op zo’n manier een onderscheid tussen structurerende principes van de werkelijkheid en feitelijke empirische verschijningsvormen dat het statisch werd. Niettemin is het idee van een blijvende orde belangrijk omdat het inzicht geeft in sociale structuren die, ondanks hun enorme diversiteit en veranderlijkheid, aansluiten bij mogelijkheden en behoeften die passen bij de geschapen menselijke natuur. 

Hoe bruikbaar vindt u de term ‘soevereiniteit in eigen kring’? 

Het idee van soevereiniteit in eigen kring is fundamenteel voor de reformatorische filosofie en ik blijf het met kracht verdedigen. In essentie betekent het dat macht en invloed verspreid moeten worden over de samenleving en niet geconcentreerd mogen zijn in de staat of in welke andere instelling dan ook, zoals vandaag de dag de techreuzen of de financiële instellingen. Maar de term zelf legt een verkeerd accent. In de eerste plaats door de nadruk op ‘soevereiniteit’ te leggen en daarmee op ‘autoriteit’. Autoriteit wordt gezien als een essentieel onderdeel van een analyse van sociale instituties, sociale verbanden en sociale netwerken. Dat leidt al gauw tot de vraag wie of wat de leiding heeft in zo’n sociaal verband. Echter, de eerste vraag die je moet stellen is: waar dient dat verband voor? Wat is de achterliggende menselijke behoefte? Welke menselijke capaciteiten kanaliseert ze en wat wordt door het verband mogelijk gemaakt of juist belemmerd? Dat is één bezwaar. Het andere bezwaar is dat door de term ‘soevereiniteit in eigen kring’ het onderscheid tussen verbanden wordt geaccentueerd. Dooyeweerd heeft echter juist veel werk verzet om het idee te ontkrachten dat soevereiniteit simpelweg te maken heeft met de scheiding tussen verbanden. 


U leest dit artikel gratis. Geïnteresseerd geraakt?

Neem nu een jaarabonnement op Sophie of probeer eerst een proefabonnement!


In mijn boek over Dooyeweerd bouw ik voort op Dooyeweerds eigen reflecties over inter-institutionele relaties. Ik probeer die kritisch te herzien en kom met een meer algemene term: onderlinge afhankelijkheden. Ik stel dat deze essentieel en onontkoombaar zijn in het sociale leven, en dat er meerdere soorten onderlinge afhankelijkheden zijn. Met die gedachte probeer ik in zekere zin in het protestantse denken weer te geven wat in de katholieke traditie wordt aangeduid met het woord ‘solidariteit’. Het begrip solidariteit houdt in dat ondanks de eigenheid van individuen en instellingen, er toch sprake is van een allesomvattende normatieve solidariteit die ons ertoe aanzet om samen te werken, onderling zaken te coördineren en elkaar iets te gunnen.  

Ons begrip van de menselijke basisbehoeften én van de structuren die deze het beste kanaliseren, verandert voortdurend. Een concreet voorbeeld zijn economische instellingen. Dooyeweerd stelt dat de onderneming gekenmerkt wordt door ‘zuinigheid’ en baseert die beschrijving op de 18e- en 19e-eeuwse industriële context van het moderne westen. Dat is volgens mij te beperkend. Er hebben zich door de tijd heen economische gemeenschappen ontwikkeld die op heel verschillende wijze het economische gestalte hebben gegeven en die ook gelijkwaardig zijn. In Dooyeweerds institutionele classificaties moeten we daarom ruimte houden voor historische en culturele variatie. 

Bent u vooral beïnvloed door Dooyeweerd of ook door andere denkers in de neocalvinistische traditie? 

Ja, ook door andere denkers. Een van de fascinerende dingen aan de neocalvinistische traditie is de veelheid aan stemmen die erin te vinden is. Bob Goudzwaards uitstekende werk op het gebied van de politieke economie in zijn boek Kapitalisme en vooruitgang geeft een voorbeeld van de vernieuwing in het denken die we vandaag de dag nodig hebben. Govert Buijs zet dat project voort, naast anderen die dat ook doen. Hetzelfde geldt voor het werk van Sander Griffioen op het gebied van de sociale filosofie. De Nederlandse filosofen die het idee van ‘normatieve praktijken’ in verschillende beroepsvelden ontwikkelen, is ook zeer productief. In Noord-Amerika laten christelijke politieke denkers zoals James Skillen zien hoe de neocalvinistische traditie creativiteit en radicaal denken stimuleert. Lambert Zuidervaarts reformatorische inbreng in de kritische theorie is eveneens innovatief en belangrijk. En er zijn nog vele anderen die ik zou kunnen noemen. 

U maakt een onderscheid tussen politieke filosofie en politieke theologie. Wat is eigenlijk het verschil? 

Ik heb een opleiding in de politieke filosofie gevolgd en ben in mijn hart altijd politiek filosoof geweest, hoewel de meeste van mijn publicaties in theologische tijdschriften verschenen. Politieke theologie vertrekt vanuit Bijbelse en theologische bronnen voor zover ze raken aan politieke vragen, met de heerschappij van Christus als uitgangspunt. Een christelijke politiek filosoof daarentegen stelt niet allereerst de vraag naar de transcendente of goddelijke oorsprong van soevereiniteit, maar onderzoekt hoe soevereiniteit eruitziet in politieke gemeenschappen, wat de oorsprong ervan is, hoe het juridisch en constitutioneel gedefinieerd wordt en hoe het zich verhoudt tot andere vormen van autoriteit –precies het terrein van Dooyeweerd. Dat verschil in focus gaat deels terug op Dooyeweerds eigen context: hij werd vaak aangevallen door dogmatici binnen en buiten de Vrije Universiteit. Ik denk dat dat hem afkerig maakte van dogmatische theologie en ertoe bracht de theologische stem uit de politieke filosofie te weren. Dat is jammer, want zijn fundamentele filosofie blijkt doordrenkt van neocalvinistische theologische overtuigingen van Kuyper, Bavinck en Calvijn. Door op deze auteurs terug te grijpen verschilt hij van bijvoorbeeld Thomistische of Hegeliaanse denkers. 

Leidt dat tot een verschil in hoe de reformatorische filosofie en katholieke filosofie tegen politiek aankijken? 

Ja, en dat verschil is door reformatorische denkers sterk benadrukt, zelfs op een overdreven manier. Ikzelf ben meer bezig geweest met het identificeren van de overeenkomsten. Ik denk dat er zowel op praktisch als op filosofisch niveau veel overeenkomsten zijn. De belangrijkste traditie die de geschiedenis van de katholieke politieke filosofie heeft gedomineerd, is natuurlijk het Thomisme. Thomas van Aquino was theoloog en filosoof en heeft een soort filosofische theologie of theologische filosofie van de politiek uitgewerkt, die ongelooflijk invloedrijk en vruchtbaar is geweest. Daaruit is een aantal stromingen voortgekomen, waarvan sommige een officiële status hebben gekregen via pauselijke encyclieken, en andere zijn verder uitgewerkt door politieke filosofen zoals Jacques Maritain. Ik denk dat er uitgebreide overeenkomsten zijn tussen de reformatorische en de katholieke benadering. Denk aan de bedoeling of normatieve aard van de staat, dat de staat er niet zomaar toevallig is, maar op de een of andere manier voortkomt uit menselijke natuur en behoeften. En dat het niet in de eerste plaats een dwingende instelling is, maar een coördinerende instelling die essentieel is voor alle sociale ordeningen. Het subsidiariteitsbeginsel in de katholieke traditie lijkt in veel opzichten op dat van soevereiniteit in eigen kring, al blijven er verschillen tussen beide. Ook een begrip als menselijke waardigheid, dat zeer goed ontwikkeld is in het hedendaagse katholieke politieke denken, is aanwezig in de reformatorische wijsbegeerte. 

Ik denk dat er uitgebreide overeenkomsten zijn tussen de reformatorische en de katholieke benadering 

Terug naar de eigen aard van de staat. Wat is het unieke van Dooyeweerds denken daarover? 

De staat wordt volgens Dooyeweerd gekwalificeerd door publieke rechtvaardigheid. Het klassiek liberalisme beperkt de staat tot de bescherming van individuele rechten en contracten, maar Dooyeweerd ziet voor de staat een bredere en veeleisendere rol weggelegd. Historisch gezien draait staatsgezag om meer dan wetgeving alleen: een rioleringssysteem of wegeninfrastructuur moet bevorderlijk zijn voor publieke rechtvaardigheid. Zonder riolering komt de volksgezondheid in gevaar en worden fundamentele rechten op leven en gezondheid niet gegarandeerd. Er zijn drie fundamentele componenten van publieke rechtvaardigheid. Ten eerste de rechten van individuen: een breed scala aan burgerlijke en politieke vrijheden. Ten tweede de rechten van instellingen: zelfbestuur, confessionele identiteit en associaties met andere instellingen. Ten derde de aanspraken op het algemeen belang: er moet beleid zijn op het gebied van riolering, vervoer, belasting, rechtspraak en economisch beleid, met inbegrip van armoedebestrijding. Dit onderscheidt Dooyeweerds filosofie van het klassieke liberalisme, waarin het algemene belang vaak wordt gereduceerd tot individuele belangen. 

Dat brengt ons bij de relatie tussen religie en de staat. Hebben maatschappelijke instellingen recht op een eigen identiteit? 

Ik ben het in grote lijnen eens met de visie van Kuyper en Dooyeweerd: in de neocalvinistische (en katholieke traditie) hebben christelijke instellingen – gezinnen, scholen, ziekenhuizen – het recht op een eigen levensbeschouwelijke positie. De staat moet zich naar dat standpunt schikken en deze instellingen de vrijheid geven zichzelf te besturen volgens hun ethos en levensbeschouwelijke oriëntatie. Deze institutionele godsdienstvrijheid wordt in discussies vaak bedreigd, en er zijn voortdurend debatten over de reikwijdte van de autonomie van levensbeschouwelijke instellingen. De staat is echter een unieke, verplichte en inclusieve gemeenschap: iedereen is automatisch lid en burgerschap is een universeel recht. In het Nieuwe Testament heeft de staat geen zeggenschap over de ultieme waarheid; dat valt buiten de grenzen die God stelt. Daarom is het ongepast dat de staat zelf een confessioneel standpunt inneemt. Publieke rechtvaardigheid vereist respect voor de religieuze vrijheid en gewetensvrijheid van burgers en hun verenigingen en organisaties. In die beperkte zin leidt dit inderdaad tot een seculiere staat, oftewel een staat die geen eigen ideologie nastreeft, of het nu seculier humanisme is, marxisme of welke levensbeschouwing dan ook. 

Het is ongepast dat de staat zelf een confessioneel standpunt inneemt 

Over deze kwesties is in Nederland veel discussie. Er wordt verondersteld dat er een soort clash bestaat tussen democratische waarden enerzijds en de religieuze opvattingen van minderheden anderzijds, bijvoorbeeld over homoseksualiteit of de verschillen tussen man en vrouw. Hoe kijkt u hier tegenaan? 

Deze botsing is overal aanwezig in westerse samenlevingen. Mijn standpunt is dat instellingen zoals christelijke of islamitische scholen de vrijheid moeten hebben om hun eigen identiteit vorm te geven. Als een moslimschool jongens en meisjes bij sport wil scheiden of hoofddoeken voorschrijft, zouden ze daartoe het recht moeten hebben en zou de staat zich terughoudend moeten opstellen. In het Verenigd Koninkrijk is het dragen van hoofddoeken door vrouwen op moslimscholen en in de openbare ruimte doorgaans toegestaan. Die mate van autonomie lijkt mij ook passend in de privésfeer van scholen. Geloofsinstellingen zijn echter geen eilanden, zeker niet als ze publiek gefinancierd zijn. Ze vallen onder wettelijke normen op het gebied van veiligheid, bescherming, verantwoording en financiële transparantie. Regulering door de staat is op zich geen probleem; de vraag is waar de grens ligt en daar bestaan geen eenduidige antwoorden op. Veel critici van moslimgemeenschappen, inclusief vrouwen binnen die gemeenschappen, zijn bezorgd over subtiele of openlijke dwang die fundamentele rechten kunnen schaden. Dergelijke gevallen vereisen per situatie beoordeling. Het scheiden van jongens en meisjes bij zwemlessen lijkt mij geen ontkenning van een mensenrecht – dat is een overdreven liberale reactie. Mijn uitgangspunt is dat de staat de bewijslast draagt om beperkingen van de theologische of religieuze identiteit van een instelling te rechtvaardigen. In de traditie van de Franse laïcité ligt de bewijslast vaak bij de instelling. Dat moet omgekeerd worden. 

In uw boek Faith in Democracy zegt u, als het om ‘participatie’ gaat, dat dit goed past bij het christelijke gedachtengoed. In die specifieke zin noemt u het christendom ‘populistisch’. Maar het populisme van Trump of Wilders is heel anders. Hoe beoordeelt u dat? 

Ik wil geen enige steun geven aan autoritaire populistische bewegingen. Christelijk politiek denken moet dit radicaal verwerpen. Maar ik denk ook dat je kunt zeggen dat er in de geschiedenis bewegingen zijn geweest die weliswaar als populistisch werden beschouwd, maar die in feite bestonden uit volkomen gerechtvaardigde vormen van protest tegen onderdrukking, marginalisatie of onrechtvaardigheid. Ik bedoel: populisme als volksstrijd voor gerechtigheid. Dit past bij een breder christelijk betoog voor democratie: een rechtvaardige constitutionele regering die participatie, rechten en de stem van het volk garandeert. Ik betoog dat het christendom krachtige redenen heeft voor zo’n staatsvorm. Het is onjuist dat het christendom geen standpunt inneemt over regeringsvormen. Het christendom moet constitutionele democratie en grassroots-bewegingen voor politieke hervormingen steunen, ook als die kritisch of verontrustend zijn. 

Het argument van veel populistische leiders is dat de huidige politiek, de gevestigde elite, de behoeften en wensen van de zwijgende meerderheid over het hoofd heeft gezien. Hoe analyseert u de opkomst van het populisme en is er iets te zeggen voor de kritiek die het heeft? 

Ik zou daar twee dingen op willen zeggen. Ten eerste moeten we de inhoud van gedane beweringen kritisch beoordelen in plaats van ze zomaar voor waar aan te nemen. Veel populistische beweringen over het ‘overspoeld worden’ door buitenlanders zijn begrijpelijk in relatie tot ervaringen die mensen hebben, maar ze zijn ook vaak gebaseerd op misleidende stereotypen die worden aangewakkerd door autoritaire populistische elites. Ten tweede versterken deze bewegingen de democratie meestal niet. De Kuyperiaanse beweging laat juist zien hoe je de constitutionele democratie kunt verdiepen en consolideren: zij bracht veel mensen die eerder aan de zijlijn stonden tot constructieve politieke participatie. En daardoor heeft zij er als het ware toe bijgedragen dat het actieve burgers werden en heeft zij tientallen politieke en andere verenigingen voortgebracht die een essentiële basis vormen voor een effectieve constitutionele democratie. Maar autoritair populisme werkt door middel van een soort directe, onbemiddelde, charismatische autoriteit, van leider naar massa, en omzeilt de tussenliggende verbanden. Dit is wat jullie het ‘maatschappelijk middenveld’ noemen. Juist omdat tussenliggende verbanden een rem op de macht van de autoritaire populistische leider vormen, wil deze leider dergelijke beperkingen niet. Hij wil het volk in zijn greep houden en manipuleren voor eigen doeleinden, zoals verkiezingen. Dit autoritaire populisme is fundamenteel antidemocratisch, terwijl Kuypers populisme fundamenteel democratisch was. Niet dat hij alles goed deed, maar de door hem geïntroduceerde dynamiek leidde tot een levendige en pluralistische democratie. 

Juist omdat tussenliggende verbanden een rem op de macht van de autoritaire populistische leider vormen, wil deze leider dergelijke beperkingen niet 

Hoe zou je uitgaande van publieke rechtvaardigheid de wortels van deze diepe, aanhoudende ontevredenheid moeten beoordelen, die uitmondt in giftige retoriek en verdeeldheid-zaaiende politiek?  

Ten eerste moeten christenen alles in het werk stellen om de constitutionele, participatieve democratie te versterken tegen autoritair populisme. Ten tweede moeten we ook zorgvuldig luisteren naar de stemmen in die gemeenschappen die klagen over uitsluiting, ontheemding en stemloosheid. Christelijke leiders in het Verenigd Koninkrijk (en Nederland) wijzen op materiële problemen en het plotselinge verdwijnen van traditionele leefwijzen. Dat is geen racistische claim, maar een reële ervaring op lokaal niveau. Staten zijn bijvoorbeeld nalatig geweest door structurele ongelijkheden te laten voortbestaan en door publieke uitingen van kleinering toe te staan. Snelle massale immigratie versterkt de indruk dat onrecht wordt bestendigd, wat autoritaire populisten uitbuiten met racistische en xenofobe retoriek. Christenen moeten zich verzetten tegen het idee dat de staat de plicht heeft om de samenleving een eenduidige verplichtende reeks van zogenaamde ‘nationale waarden’ op te leggen, omdat dit alleen maar leidt tot marginalisering van etnische of religieuze minderheden die ervan verdacht worden deze ‘waarden’ niet te delen. Maar zij moeten wel de realiteit onder ogen zien en de staat aansporen om preventief in plaats van alleen corrigerend te handelen. Nu zitten we al in de corrigerende fase. Oplossingen kun je niet in één regeringsperiode bewerken, maar via een langzaam proces: lokaal overleg, aandacht voor reële claims en invoering van duurzame lange-termijn-maatregelen in nationaal beleid, gebaseerd op zo veel mogelijk consensus. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. 

We willen het nog met u hebben over het mondiale perspectief van de Dooyeweerdiaanse traditie, kunt u daar meer over vertellen? 

Ik ben vooral bekend met het Verenigd Koninkrijk, Canada en Nederland – plus uitstapjes naar de Verenigde Staten. Dat zijn zeer uiteenlopende culturen. Nederland was een pionier op het gebied van rechtvaardig publiek pluralisme (vaak ‘verzuiling’ genoemd, hoewel dat een weinig vleiende term is), maar dat is nu aanzienlijk uitgehold. In Canada kwam in de jaren ’40 en ’50 een golf Nederlandse immigranten, waaronder ook neocalvinisten die het Institute for Christian Studies, christelijke scholen en een vakbond oprichtten. Dit was een micro-poging tot verzuiling en institutioneel pluralisme, met verrassend succes. Maar het was altijd een heel kleine minderheid, die actief was in een sterk geseculariseerde publieke ruimte. Het Verenigd Koninkrijk is een hybride van publiek seculier denken, een fictief christelijk establishment, en ook een toenemende pluralisering. Echter, in al deze landen en ook elders, gaat secularisatie gepaard met diepgaand cultureel pluralisme, culturele polarisatie en fragmentatie. Christenen vormen steeds meer een kleine minderheid die moet vechten voor haar stem en haar plaats aan tafel, en voor het recht op een eigen identiteit. Kleine minderheden moeten met elkaar samenwerken en het ‘narcisme van kleine verschillen’ achter zich laten. Zo kunnen we hand in hand met anderen werken aan geloofwaardige en duurzame vormen van sociale participatie. Steeds hebben we te maken met verschillende situaties, die elk wijsheid en contextueel inzicht vereisen als het om christelijke presentie en christelijk handelen gaat. Er is geen blauwdruk: elke context vraagt om een eigen aanpak. 

De Nederlandse Stichting voor Christelijke Filosofie heeft een interessante stap in deze richting gezet door een katholieke professor aan te stellen als bijzonder hoogleraar…  

 Uitstekend, dat is bemoedigend! 

Wat zou uw advies zijn aan de reformatorische filosofen in Nederland? 

Mijn antwoord daarop is dat ik niet zo aanmatigend zal zijn om jullie advies te geven. Jullie zijn het moederschip en jullie hebben nog steeds veel meer middelen dan wie dan ook. Mijn enige advies zou dus zijn om zo lang mogelijk door te gaan, want we hebben allemaal behoefte aan wat jullie produceren. En vertaal het waar mogelijk naar het Engels, zodat wij het kunnen lezen. 

Is dat wel zo? Je krijgt soms de indruk dat de reformatorische filosofie op dit moment levendiger is in bijvoorbeeld Brazilië of Korea dan in Nederland. 

Er is daar inderdaad veel gaande, maar het is niet erg mainstream. De Nederlandse christelijk-wijsgerige boekenreeks Verantwoording kent geen equivalent elders. Wees niet te bescheiden over deze inbreng in de hedendaagse reformatorische traditie. De dynamiek zit vooral in het Global South: Zuid-Korea, Indonesië, Brazilië en andere delen van Latijns-Amerika. Kleinere instituten en individuele wetenschappers verrichten daar boeiend werk dat geen kopie is van de inspanningen in het westen. We moeten vertaalprojecten starten en middelen delen om hen zo goed mogelijk toe te rusten. Die gemeenschappen lijken mensen aan te trekken met een meer theologisch, cultureel en politiek conservatievere achtergrond, anders dan hoe het in Nederland of in het Verenigd Koninkrijk gaat. We kunnen van elkaar leren en zij kunnen ook weer hun eigen ontwikkelingsgang volgen. Tegelijkertijd moeten we kritisch het gesprek voeren als fundamentele reformatorische uitgangspunten dreigen te worden ondermijnd. Ook moeilijke gesprekken, zoals over de ambivalentie ten opzichte van Bolsonaro in Brazilië, moeten niet worden geschuwd. 

Hoe ziet u de toekomst van de reformatorische filosofie wereldwijd? Moeten we in de voetsporen van Dooyeweerd blijven gaan of een andere richting durven inslaan? 

Het antwoord moet beide zijn. Je kunt niet simpelweg de concepten en taal van Dooyeweerd reproduceren, dat is in Nederland ook niet gedaan, zoals ik al liet zien. De boeken bij mij hier op de plank putten creatief uit zijn traditie, in dialoog met andere denkers, literatuur en vraagstukken. Sinds Dooyeweerds hoofdwerk De Wijsbegeerte der Wetsidee is de context drastisch veranderd. We leven 75 tot 90 jaar later, in een totaal ander filosofisch, cultureel en politiek universum. Dooyeweerd brak met het herhalen dat door eerdere orthodox-calvinistische systematici werd gedaan en schiep zo een precedent: handvatten om de traditie kritisch en creatief verder te ontwikkelen in nieuwe omstandigheden. Die aanpak moeten we blijven volgen, lerend ook van vele andere denkers. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er mensen zijn die zich blijven wijden aan de fundamentele teksten. Een handvol mensen zal altijd Dooyeweerds geschriften blijven lezen, net zoals Thomisten Thomas van Aquino bestuderen. Maar de meerderheid heeft vertalingen en toepassingen nodig, vanuit diverse wetenschappelijke perspectieven. Het is benijdenswaardig hoe dat in Nederland gegaan is en zo moeten we ook verder gaan.  

Biografie 

Jonathan Chaplin is politiek filosoof en theoloog. Hij is een Fellow van Wesley House, waar hij betrokken is bij het Centre for Faith in Public Life. Ook is hij verbonden aan de Divinity Faculty van de University of Cambridge. Van 2006 tot 2017 was hij directeur van het Kirby Laing Institute for Christian Ethics in Cambridge. Hij schreef onder andere Herman Dooyeweerd. Christian Philosopher of State and Civil Society (2011), Faith in Democracy. Framing a Politics of Deep Diversity (2021), en Beyond Establishment. Resetting Church-State Relations in England (2022). In de Verantwoordingsreeks, de boekenserie van Stichting voor Christelijke Filosofie, verscheen van zijn hand Multiculturele gerechtigheid. Een christelijk-wijsgerige visie in discussie (2020).