Arjan Plaisier wilde aanvankelijk naar een technische universiteit, maar het leven liep anders. Hij ging theologie studeren, werd dominee en later ook scriba van de PKN. De filosofie is voor hem altijd belangrijk geweest, niet in de laatste plaats in de figuur van Pascal, op wiens werk hij promoveerde. We gingen in gesprek over de Franse denker en over de levensveranderende ontmoeting die hij met hem had als student.
Hoe komt het dat Pascal voor u zo’n centrale denker is geworden?
Pascal is voor mij heel belangrijk. Als achttienjarige ben ik hem gaan lezen, dit had te maken met mijn geestelijke ontwaken. Ik zat niet zo stevig in de kerkbanken, en moest het in mijn geloof hebben van de omweg, onder meer via een denker als Pascal. Via een dominee uit Hattem, dr. F. de Graaff, kwam ik bij Pascal terecht. In zijn boek Als goden sterven gaf De Graaff een panorama van de Westerse geschiedenis vanaf de Bijbel tot nu. Ik moest in die tijd weinig hebben van het christelijk geloof, maar werd ineens hierdoor gegrepen. Ik weet ook niet hoe dat kwam. Een van de namen die ik in dat boek tegenkwam, was die van Pascal. In de bibliotheek van de mijn jeugdvereniging lag een pocketboekje van Pascal, en dat ben ik toen gaan lezen. Dit kwam toen enorm binnen, en hier begon mijn fascinatie voor theologie en filosofie en de Westerse cultuur. Dit was een van de redenen dat ik theologie ben gaan studeren.
En vervolgens bent u zich kennelijk steeds meer gaan verdiepen in Pascal.
Dat klopt. Op de universiteit kwam ik Theo Zweerman tegen, destijds dé Pascalkenner in Nederland. Hij was op de hoogte van het moderne Pascal-onderzoek dat onbekend was in ons land. Om een voorbeeld te geven: Pascal is bekend geworden door zijn Pensées en men heeft lang gedacht dat deze in wanorde achtergelaten waren. De uitgave ervan is altijd op basis van eigen inzicht gebeurd. Brunswick is een bekende geworden, daarop was ook mijn pocketboekje gebaseerd. Modern Frans onderzoek heeft echter aangetoond dat Pascal deze ‘gedachten’ voor zijn boek wel degelijk heeft geordend. Met Zweerman had ik een klik en bij hem heb ik vervolgens een hoofdvak filosofie gedaan. Daarna heb ik ook mijn afstudeerscriptie over Pascal bij hem geschreven. Dat ging over Pascal als hermeneut: van systeemdwang naar spirituele interpretatiekunde.
U leest dit artikel gratis. Geïnteresseerd geraakt?
Neem nu een jaarabonnement op Sophie of probeer eerst een proefabonnement!
Pascal groeide op in de 17e eeuw, in een tijd waarin het rationalisme voet aan de grond kreeg. Descartes probeert in die tijd vanuit een onomstotelijk rationeel beginsel een filosofie te ontwikkelen. Pascal zal dat later systeemdwang noemen. Hij zegt dat systemen wel inzicht geven, maar slechts in een bepaalde laag. Als je denkt dat je hiermee de hele werkelijkheid kan vatten, dan heb je het mis. Hij zag de werkelijkheid als een grote hoeveelheid tekens, die op zichzelf weer verwijzen naar de God van Abraham, Isaak en Jacob. De hele werkelijkheid, die van de natuur en die van de geschiedenis, kun je zien als tekens die je niet moet systematiseren. Het gaat niet om de dingen in zichzelf, maar om waar ze naar verwijzen: naar Christus, naar Goddelijke liefde. Pascal is bang dat men van het teken de werkelijkheid maakt. Hij hanteert de termen figure en verité. Elk figure – teken – is gericht op verité. Hier zit een bepaald Platonisme in. Als je je vastklampt aan de werkelijkheid vergeet je dat de werkelijkheid zich ergens op richt. Volgens Pascal is het hele Oude Testament een boek is van figures die verwijzen naar een verité. Het land van melk en honing is bedoeld als tekentaal die je leidt naar de echte werkelijkheid van Christus.
De hele werkelijkheid, die van de natuur en die van de geschiedenis, kun je zien als tekens die je niet moet systematiseren.
Dus er werd een systeem ontdekt bij iemand die zich tegen systeemdwang richtte?
Je zou kunnen zeggen dat het een denken is van tekens dat vervolgens wel weer een samenhang geeft. Er is meer dan louter fragmentatie. Er zijn fragmenten die je niet zomaar in elkaar kunt schuiven, maar die met elkaar verwijzen naar iets groters. Pascal, ook wiskundige, heeft een studie gemaakt over kegelsnedes. Hij laat het verband zien tussen verschillende wiskundige figuren: de cirkel, de ellips, de parabool en de hyperbool. Dit zijn verschillende figuren die je niet tot elkaar kunt reduceren, maar je kunt de samenhang begrijpen vanuit de figuur van de kegel. Er zit een wetmatigheid in: vanuit de top van de kegel zie je de samenhang. Dit model heb ik gehanteerd in mijn scriptie. Vanuit Christus zie je eveneens verschillende dingen, die op zich naast elkaar kunnen staan, maar vanuit dat geprivilegieerde gezichtspunt krijgen ze een samenhang. Het hoogtepunt van de kegel hebben wij niet in bezit, maar wordt ons geschonken. Het is openbaringswerkelijkheid, maar het helpt je wel om een chaos te ordenen.
Dat zal u vast niet als achttienjarige zijn gegeven. Wat dit een intuïtie die u destijds had?
De achttienjarige werd door Pascal uit een soort sluimer gehaald. Het heeft ook te maken met een identiteitservaring, de verwondering waar filosofen van spreken. Een van de eerste fragmenten die erg bij mij binnenkwamen was het fragment van de dubbele oneindigheid. De aarde, waarop we rondlopen, is een speldenknop in het heelal: als mens ben je niets. Maar als je de wereld in het klein bekijkt door een microscoop, ben je ineens weer groots. Je wordt als het ware uit je comfortzone gehaald en krijgt een soort duizel. Die duizel beviel mij wel en maakte mij ontvankelijk om te gaan zoeken en vragen. Ik bevond mij in een christelijke atmosfeer, dus deze vragen werden goed ontvangen.
En in Pascal vond u het begin van een antwoord?
Wat mij trof aan Pascal was dat dit een jonge briljante geleerde was, hij was breed ontwikkeld. Door zijn uitvindingen en ontwikkelingen voelde hij zijn tijdgenoten en de cultuur goed aan, ook het aanstaande afscheid van het christendom. Maar via zijn vader en zusje kwam hij op het spoor van een christendom dat niet verbleekt in een deïsme, maar wat meer weg had van Augustinus. Hier verlangde hij naar, en in een nacht had hij een mystieke ervaring waar hij ook over geschreven heeft in het Mémorial. Hierdoor groeide zijn verlangen om getuige te zijn van het christendom in een cultuur die hiervan afstand aan het nemen was en op andere modellen overging. Maar ook zag hij het beperkte van oudere apologetische modellen, en kwam door Augustinus op een ander model.
Pascal wilde voorbij de systeemdwang gaan, maar hem wordt verweten dat hij grijpt naar openbaring. Hoe verhouden geloof en rede zich bij Pascal tot elkaar?
Uiteindelijk zal Pascal zeggen dat de rede je misschien wel een concept van God geeft, maar dat die God niet heel betekenisvol voor je bestaan is, omdat je niet alleen leeft volgens de rede. Je bent ook een wezen dat zich verveelt, een wezen dat begeertes heeft. De mens is meer dan een redelijk wezen. De God van de rede kan een construct blijven. De weg van de filosofie en het godsbewijs is niet fout, maar de vraag is wel hoe effectief deze weg is om tot een relatie met die God te komen. Je bent ook een voelend en handelend wezen, en hoe relevant is God dan? Die andere God ontdekken we in het christendom, en die komt ons tegemoet in onze existentie. Pascal zegt: ‘het is het hart dat God waarneemt, niet het verstand’.
Je zou Pascal een existentiële denker avant la lettre kunnen noemen. Pascal zegt dat de werkelijkheid te verdelen valt in drie dimensies. Allereerst het gewone leven, waaronder economie en sociale verhoudingen vallen. Ten tweede de dimensie van het denken, waarbij we ons kunnen verheffen boven de fysieke werkelijkheid. De derde dimensie van de werkelijkheid wordt met het hart verstaan, dat is de werkelijkheid van de liefde. Deze drie ordes kun je niet tot elkaar herleiden, maar de derde orde gaat boven de eerste twee, net zoals de tweede boven de eerste staat.
Je zou Pascal een existentiële denker avant la lettre kunnen noemen.
Zou Pascal zich kunnen vinden in de weg die het existentialisme later is gegaan?
Het existentialisme komt pas echt tot kracht in een cultuur die seculariseert, in de twintigste eeuw. De existentiële denkers vóór het uiteindelijke existentialisme zijn meestal christenen, omdat ze de werkelijkheid van het hart ontmoeten, zoals Augustinus, Pascal en Kierkegaard. Kierkegaard, als voorloper van het existentialisme, wil laten zien dat de mens meer is dan zijn ratio. Kierkegaard heeft Pascal ook zeker gelezen, al is hij meer door Hamann (Duits filosoof, 1730-1788, red.) geïnspireerd geweest, vanwege het Duitse taalgebied waarin beiden zich bevonden. Ook Hamann zag de werkelijkheid als een hoeveelheid tekens. Mensen zitten in de taal en kunnen zich daar niet van los worstelen, dat moet ook niet – Kant heeft dat geprobeerd – want God komt in de taal tot ons.
Uiteindelijk heeft u ook een proefschrift geschreven over Pascal en Nietzsche. Hoe kwam u ertoe die beide denkers te vergelijken?
Ik begon aanvankelijk met een proefschrift over Aziatische christologie, maar dat schoot niet op. Toen ik wat aan het lezen was, kwam ik Nietzsche tegen die over Pascal schreef. Ik vroeg me af hoe het kon dat iemand als Nietzsche zich bezighield met Pascal en of hiervan niet een postuum gesprek te maken was. Ik ben alle fragmenten waarin Nietzsche Pascal citeert, gaan lezen. Hier zag ik een aanknooppunt voor een gesprek. Een vertegenwoordiger van het christendom die optreedt in de pre-verlichtingstijd, hoe verhoudt dit zich tot het post-verlichtingsdenken van Nietzsche? Deze vraag vormde de aanleiding voor mijn proefschrift. Pascal en Nietzsche zouden tegenwoordig als postmoderne denkers worden gezien, en beiden zijn denkers van de ontmaskering, in dit geval van de rede. Beiden hebben een hartstocht gehad voor de mens als meer dan doorsnee-burger. De mens is iets ultiems; het menselijk leven heeft iets eeuwigs.
Binnen de verwantschap van het denken in risico’s zijn beiden tot totaal verschillende concepten gekomen. Ik heb gezocht naar de oorzaken waarom Nietzsche niet mee is gegaan met Pascal. Ergens heeft Pascal een nog sterker inzicht gehad in het nihilisme van de mens. Nietzsche zegt dat objectieve waarden niet bestaan; het zijn allemaal tijdelijke samenstellingen van de wil tot macht, inclusief de mens die denkt dat hij een ik is. Maar uiteindelijk gaat Nietzsche over de ruggen van mensen heen met zijn Übermensch. Dit is uiteindelijk een nog hogere expressie van macht. Zo denkt Nietzsche het nihilisme te boven te komen. Nietzsche zegt dat moraal, wetenschap en cultuur slechts expressies van macht zijn, waartegen Pascal inbrengt dat het nihilisme in de mens zit, en niet in abstracte concepten als cultuur. Pascal zegt dat de mens gericht is op God, dat is zijn waardigheid. Als je hier je rug naar toekeert, dan ontstaat er een oneindige leegte. De mens schept zijn eigen nihilum, maar het is juist dat nihilum dat raakt aan God. Alleen God kan de leegte vullen. Je ziet hier bij Pascal ook duidelijk de invloed van Augustinus.
De mens schept zijn eigen nihilum, maar het is juist dat nihilum dat raakt aan God.
Pascal sprak niet van de mens als een soort Übermensch, maar was ook niet pessimistisch over de mens. Hoe zou u de mensvisie van Pascal typeren?
Onze menselijkheid kan volgens Pascal het best worden begrepen als je de dubbele natuur van de mens begrijpt, als een mengsel van ellende en grootsheid. Om dit te verstaan is het ook belangrijk om iets af te weten van de oerzonde, welke op zichzelf nauwelijks logisch te begrijpen is, maar het fungeert als verwijzing. Christus geeft een antwoord op die dubbelheid van de natuur. Christus geeft erkenning van je ellende, maar helpt je om je oorspronkelijke grootsheid te vinden in genade.
Pascal heeft nog steeds een aantrekkingskracht op onze cultuur, terwijl die cultuur er ook haaks op staat. Waar komt dit vandaan?
Ik denk dat het laat zien dat het christelijk denken springlevend is, dat het uitdrukt wat diep menselijk is. Het menszijn blijft een raadsel. Je hebt getuigen nodig, geen bewijzen. Pascal is een getuigend denker. Hij raakt aan dingen die gekend kunnen worden, die dicht bij onze gedeelde ervaring liggen. Het fragmentarische van zijn denken legt veel open. Ook ik ben mens van mijn tijd, en ben hier door aangesproken.
Voor een seculier persoon is het misschien slechts mooie taal – want Pascal was een groot schrijver! – en authentiek, maar daar houdt het dan op. Wat ik ook fascinerend vind aan Pascal is dat hij niet alleen let op de rede of het hart maar ook op de gewoonte. Pascal onderkent dat mensen zelden door een redenering maar ook zelden door alleen maar inspiratie gaan geloven. De mens is ook een gewoontedier, en soms is het dus belangrijk om de rituelen te verrichten die bij een christelijk leven horen. In een tijd van hoppen is dat het moeilijke, omdat er een duurzame praktijk moet worden ontwikkeld. Maar, zegt Pascal, als je het christendom slechts vanuit een esthetische ervaring ziet, mis je dat alleen door een praktijk de dingen bij je binnenkomen.
Pascal bleef zijn hele leven katholiek. Hoe stond hij tegenover het protestantisme?
De Reformatie is een quarrel in een corpus christiani-cultuur geweest; een sterke interne strijd in een christelijke tijd. Zodra de vraag naar wel of geen christendom komt, zoals momenteel, verliest die strijd zijn waarde. Het gaat dan niet om protestants of rooms-katholiek, maar om christendom, om Christus. Pascal is hierin een ideale getuige, ook inhoudelijk. Net als Augustinus stond hij dicht bij het protestantisme maar hoort hij bij de catholica. Ik denk dat bij de grote denkers die relevant zijn voor de samenleving, het niet relevant is of ze protestant of katholiek zijn. Die denkers zijn belangrijk, ongeacht de verschillen. De verschillen tussen de denkers zijn niet irrelevant, maar je moet met elkaar wel deze vraag kunnen beantwoorden en de verschillen overstijgen.
Pascal heeft zich om geen verdenking op zich te laden van Luther moeten distantiëren – de strijd tussen katholieken en lutheranen woedde erg in die tijd – maar inhoudelijk staat Pascal er wel dichtbij. En toch blijft er onderscheid. Zo zegt Pascal dat God zich eerst in de schepping heeft verstopt, als uitdrukking van God. Vervolgens heeft Hij zich verstopt in de Schrift, in een boek. Maar tegelijkertijd heeft hij zich hierin geopenbaard. Daarna heeft hij zich geopenbaard en verstopt in Christus, in het vlees. Als laatste heeft hij zich nog geopenbaard en verstopt in het brood. Het protestantisme verwerpt deze laatste openbaring. Ik ben hier zelf anders over gaan denken, over het brood van Christus, over het mysterie van de eucharistie. Het sacramentele kan natuurlijk een probleem worden. Pascal zag dat de biecht diende als rechtvaardiging van de zonde in plaats van als hernieuwing van het leven. Daar was hij kritisch op. Maar daarmee wilde hij de biecht niet afschaffen. Die heeft dat sacramentele: je biecht bij iemand waarna je het leven weer in mag.
Soφie is ontstaan vanuit de reformatorische wijsbegeerte. Is er een link tussen Pascal en de reformatorische wijsbegeerte volgens u?
Pascal had een sterk besef van de onderscheiden segmenten van de werkelijkheid, van onherleidbare aspecten. In zoverre is er verwantschap met Pascal, onder andere in afkeer van systeemdwang. Ik weet niet of er in de reformatorische wijsbegeerte een pendant is van wat Pascal het hart noemt, want hoe dan ook, het blote verstand is niet hét medium waar de werkelijkheid binnenkomt. Pascal is net als denkers in de beweging van de reformatorische wijsbegeerte een filosoof die denkt in het licht van Christus – zoals elke filosoof in het licht van iets of iemand denkt. Ieder denken heeft beperkingen, maar in beide gevallen is er het besef dat denken vanuit Christus de wijdste kring trekt. Pascal zou kritisch staan tegenover een allesomvattend systeem, misschien dat dat de valkuil van de Wijsbegeerte der Wetsidee is geweest. Als je met je denken niet toekomt aan de menselijke ervaring als angst en nihilisme, dan mist er iets. Metafysica heeft wel degelijk een plek, maar laat ook in de metafysica ruimte over voor het raadselachtige, het vreemde en wat het denken radicaal overstijgt.
Dr. Arjan Plaisier is theoloog. Hij werkte als zendeling, dominee en scriba van de PKN en is nu als predikant verbonden aan wijkgemeente De Brug in Amersfoort. In 1996 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op een proefschrift over de mensvisie van Blaise Pascal en Friedrich Nietzsche (De mens in het geding: een kritische vergelijking tussen Pascal en Nietzsche).