Economie moet beter

In dit brede boek brengt Roel Jongeneel veel literatuur bij elkaar en confronteert deze met zijn eigen christelijke insteek. Achtereenvolgens komen aan de orde Tony Lawson’s kritiek op de methodologie van de economische wetenschap, de aard van economische wetten bij Paul Samuelson, de normativiteit van economische wetenschap, de socio-economie van Amitai Etzioni, kosten-baten analyse, maatschappelijk verantwoord ondernemen, overheidsbeleid en ecologische economie. Het boek wordt afgesloten met twee hoofdstukken met conclusies. Al met al heel interessante materie, die tegelijk ook de nodige vragen oproept.

Focus van boek

Allereerst betreft dat de doelgroep. Jongeneel meldt dat hij zich primair richt op economen, en daarnaast een breder publiek. Toch denk ik dat wetenschappelijke economen het boek niet snel ter hand zullen nemen. Daarvoor is het toch wat te populairwetenschappelijk voor, wat de wetenschappelijk waarde beperkt. Verder wordt de doelgroep ingeperkt door het christelijk karakter en, meer specifiek, de filosofie van de reformatorische wijsbegeerte. Is het boek dan misschien geschikt voor christelijke studenten? Ook daar heb ik twijfels over.

Daarbij doel ik bijvoorbeeld op de beschrijving van de filosofie van Herman Dooyeweerd. Dit is de belangrijkste bron waaruit Jongeneel put in zijn christelijk filosofische reflecties. Voor velen is de filosofie van Dooyeweerd niet alleen onbekend, maar ook heel complex. In de loop van het boek worden, verspreid over veel voetnoten, diverse elementen van deze filosofie toegelicht. Maar voor studenten en het bredere publiek ware het beter geweest als de auteur in het begin een samenhangende beschrijving van de reformatorische wijsbegeerte in relatie tot economie had gegeven. Dan had hij ook kunnen aangeven waarom deze filosofie volgens hem het beste kader is om kritisch te reflecteren over de economische wetenschap en praktijk.

Met deze verheldering was het ook mogelijk geweest om de centrale onderzoeksvraag duidelijker voor het voetlicht te brengen. De breedte van het boek maakt dat een duidelijke focus ontbreekt. Daardoor beklijft de boodschap minder. Een interessante focus had bijvoorbeeld kunnen zijn aan te tonen dat en hoe de reformatorische wijsbegeerte van belang is voor een kritische beschouwing van de economische wetenschap en economie.

Karakterisering van economie als wetenschap

Een eerste vraag in dit verband is waarom Jongeneel economische wetenschap grotendeels vereenzelvigt met het neoklassieke denken en het neoliberalisme. Als verklaring stelt hij dat het neoklassieke denken de hoofdmoot is van wat onderwezen wordt binnen economische faculteiten. Het curriculum van de bachelor economie van mijn departement bevat echter verschillende cursussen die niet als standaard neoklassiek te karakteriseren zijn, zoals macro-economie, industriële economie, ontwikkelingseconomie, milieueconomie, experimentele economie en gedragseconomie en institutionele economie.

Het meest in het oog springend is wanneer Jongeneel ecologische economie vergelijkt met standaard neoklassiek denken. Dat is geen faire en vruchtbare vergelijking, want uit de neoklassieke economie heeft zich de milieueconomie ontwikkeld. De kritiek die hij op het neoklassieke denken uitoefent geldt niet of veel minder voor de milieueconomie, want daar is net zoals in de ecologische economie veel aandacht voor het niveau van het milieukapitaal, tot uitdrukking komend in de zogenaamde kapitaalrestrictie. De vergelijking tussen ecologische economie en standaard neoklassieke economie is daarom achterhaald. Een vergelijking tussen milieueconomie en ecologische economie vanuit het perspectief van de filosofie van Dooyeweerd, zoals bijvoorbeeld Ad van Geesbergen (2019) doet in zijn proefschrift, is veel relevanter.

Een belangrijk gemis is ook dat Jongeneel geen aandacht heeft voor alle ontwikkelingen in de managementwetenschap. Dat wreekt zich in het hoofdstuk over maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de managementwetenschap is bijvoorbeeld ook aandacht voor allerlei niet-financiële motieven die ondernemers kunnen hebben (Graafland 2022a). Dit alles roept de vraag op of in Jongeneels boek niet een te zwart beeld van de economische wetenschap wordt gegeven. Het was relevanter en spannender geweest als hij de waarde van zijn christelijke benadering systematisch had afgezet tegen de meer recente ontwikkelingen in het vak.

Vragen bij toepassing van aspectenleer van Dooyeweerd

Verder stelt Jongeneel in navolging van Dooyeweerd dat het economisch aspect een eigen norm heeft, namelijk het efficiënt omgaan met schaarse middelen. Dit wordt uitdrukkelijk gescheiden van het ethische, dat een ander aspect is in de aspectenleer van Dooyeweerd. Maar volgens Vincent Brümmer (1989), waar ik in mijn opleiding als theoloog nog college van heb gehad, berust iedere norm op een hogere norm of ideaal. Waarom zou het belangrijk zijn om efficiënt om te gaan met de beschikbare middelen? Het antwoord op die vraag vergt een verwijzing naar een hogere norm, bijvoorbeeld dat inefficiënt handelen tot minder welvaart leidt of zelfs tot armoede. De vervolgvraag is waarom armoede niet goed is. Het antwoord daarop kan bijvoorbeeld zijn dat dit het menselijk bestaan kan bedreigen. Maar waarom is het menselijk bestaan van waarde? Kortom, normen vinden hun grondslag altijd in hogere ethische waarden en als je maar doorvraagt, kom je uiteindelijk uit bij dat wat het zingevend primaat heeft. Voor Brümmer komt het zinbepalend primaat toe aan de God van de Bijbel. Persoonlijk vind ik dit een overtuigender waardentheorie dan die van Dooyeweerd.

Een tweede vraag betreft de motivatietheorie die Jongeneel voorstelt. Hiervoor sluit hij ook aan bij de aspectenleer van Dooyeweerd. Aan elk aspect ontleent Jongeneel een motief voor (economisch) handelen (waaronder naast economische ook sociale, esthetische, ethische, juridische en geloofsmatige motieven, die elk verwijzen naar de gelijknamige aspecten). Maar Dooyeweerd ontwikkelde zijn aspectenleer als ontologische theorie (over het ‘zijn’). Of dat raamwerk het beste uitgangspunt vormt voor een motivatietheorie is maar zeer de vraag.

Rol van andere christelijke principes

Naast de wijsbegeerte van Dooyeweerd noemt de auteur ook een aantal andere christelijke principes. Maar het is niet duidelijk wat hun rol is in zijn beschouwing over de economie. Wat is bijvoorbeeld de rol van zonde? Dat komt maar sporadisch aan de orde. In het katholieke denken van bijvoorbeeld Michael Novak (1982) speelt de zonde een belangrijke rol in zijn verdediging van het democratisch kapitalisme. Voor de beteugeling van de zonde is niet alleen een beroep op moraliteit nodig, maar ook systemen die gebruik maken van de onbedoelde gevolgen van handelen uit eigen belang, oftewel de invisible hand van Adam Smith (Graafland 2022b). Dat lijkt mij een belangrijke notie. Een relevante vraag is dan onder welke condities het eigen belang positief dan wel negatief uitwerkt en hoe de overheid en andere actoren kunnen bevorderen dat de juiste condities worden geschapen.

Hopelijk nodigen deze vragen Jongeneel uit tot een verdere discussie over de belangrijke onderwerpen die hij in zijn boek aan de orde stelt en tot een meer systematische uiteenzetting van de relevantie van het Dooyeweerd voor de (recente ontwikkelingen in de) economische wetenschap.

Prof. dr. Johan Graafland is hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek aan de Universiteit van Tilburg.

 

Roel Jongeneel

Economie moet beter. Christelijk-filosofische dialoog met economen over wetenschap en praktijk

Brave New Books 2022

422 pagina’s, € 24,95

 

Literatuur

Vincent Brümmer, Wijsgerige Begripsanalyse. Een Inleiding voor Theologen en andere Belangstellenden, Kok 19893.

Ad van Geesbergen, Duurzame Schaarste. Een Kritische Benadering van Twee Economische Duurzaamheidsparadigma’s Geïnspireerd door de Filosofie van Dooyeweerd, Tilburg University 2019.

Johan Graafland, Corporate Social Responsibility and SMEs: Impacts and Institutional Drivers, Routledge 2022a.

Johan Graafland, Ethics and Economics. An Introduction to Free Markets, Equality and Happiness, Routledge 2022b.

Michael Novak, The Spirit of Democratic Capitalism, Simon and Schuster 1982.